Pannenlappen

Je hebt ze in soorten en maten. Populair zijn ze voor de barbecue, die tot aan je ellebogen. Van hittebestendig materiaal. Kan je er wel een halve minuut iets mee vasthouden waaraan je je anders binnen een seconde verbrandt. Dat is fijn. Van die brandweerhandschoenen. Doe er een lederen schort bij en je outfit voor het zomerse tuingenoegen is compleet. Alleen is het nog geen zomer en barbecueën kan mij gestolen worden.

Ik heb wel ovenhandschoenen. Die zijn altijd handig, maar weer hopeloos als je de piepers wilt afgieten. Want te dik en dan giet je juist het kokende water over je fikken. Duurt even voor het is ingetrokken. Wat rest zijn pannenlappen. Goeie ouderwetse pannenlappen. Niet die onhandige onvervormbare te dikke dingen die ze overal verkopen. Gewoon ouderwetse gehaakte. Naar wens enkel of dubbel te gebruiken. Liefst gehaakt in groepsverband door een oudere mevrouw. Die er dan ook nog niets voor wil hebben, want het is zo leuk om ze te haken. En of je er niet twee paar wilt.

Hier komen we aan de essentie van het bestaan. Samen pannenlappen haken. Bolletjes katoen in leuke kleuren combineren naar eigen inzicht. Zelfs als je nog nooit hebt gehaakt voel je de drang om ermee aan de slag te gaan. Ik heb het wel eens geprobeerd. Een leuke lange sliert werd het. Ik heb wel iets met rood en wit, of blauw en wit. Groen met wit mag ook.

Het maakt niet uit als je iets anders niet leuk vindt. De lol begint toch pas als je het samen doet. Wat je doet hoeft helemaal niet nuttig of een gedeelde hobby zijn. Samen het songfestival het graf in becommentariëren is hartstikke fijn. In je eentje is het pure ergernis.

Het zit hem in samen doen. Dat is de essentie van leven. Ik noem het ook wel koffiedrinken. Samen dan hè. Een groot deel van mijn leven had ik geen tijd voor die onzin. Kan ik me achteraf wel voor m’n kop slaan. Beter is het om nu alsnog veel samen koffie (thee is ook goed) te drinken. Meer leven. Dat kan je niet genoeg doen. Er moet meer geleefd worden.

De gang

Ik ken hem goed. Liep er vanochtend bijna achteloos doorheen. Niet helemaal achteloos. Ik denk dat de bankjes me opmerkzaam maakten. Waren het er altijd zoveel? Zelfs nu weet ik niet meer of het er vanmorgen drie of vier waren. Ik denk vier. Ze staan tientallen meters uit elkaar. De gang lijkt langer of korter naar gelang je in staat bent er soepeltjes doorheen te lopen. Vanochtend ging het soepeltjes. Zonder noodzaak om te gaan zitten. Het was er wel kouder. Ik liep er vaak, van bankje naar bankje. Even zitten om rond te kijken, zo leek het. In werkelijkheid was de gang te lang.
Er zijn vitrines met kunstwerken. Een moeder zei: ik denk dat het fruit is, over een zilverglanzend voorwerp. Denk het ook zei de jongen vanuit zijn rolstoel. Misschien wilde ze even uitrusten; ik ken dat. Maar ik denk dat ze er niet voor haar waren. Het mooie van kunst is dat je er zelf in mag zien wat het is. Zo krijgt het vele betekenissen. En allemaal waar. Lijkt me wel wat, kunstenaar. Niet altijd maar alles uit hoeven leggen.

Als je er een soort van woont, dan ken je menig voorbijganger. Het leukste is, als ze naar huis gaan. Dan zien ze er anders uit. In hun gewone kleding, hun haar los, de meiden. Ze vinden het minstens zo leuk als ze mijn verraste uitdrukking zien. Ze zwaaien naar me, roepen ‘tot morgen’ en weg zijn ze. Ik probeer te bedenken waar ze heen gaan. Hoe hun thuis er uit ziet. Of ze met de fiets zijn, met de bus gaan of met de auto. Als ze tijd hebben, dan kletsen we over dat soort dingen. Over goeie boeken en op de bank hangen als je moe bent van je werk. Over hele persoonlijke dingen. Of een heel gesprek over waarom vrouwenvoetbal als sport nog lang niet zo ver is als vrouwenhandbal.

Vanmorgen was ik er weer een poosje. Aan het eind van de gang met de lift naar boven. Ik heb vooral veel naar de glazenwasser gekeken, ik zat voor het raam. Met een hoogwerker dagenlang duizenden ramen wassen. Het regende. Ik had niet zoveel zin om te kletsen.

Ik doe natuurlijk niet onvriendelijk naar de anderen. Al helemaal niet als ze voor de tweede keer komen en zeggen dat ze nu al bekenden zien. Bedoelen ze mij. Het heeft iets geruststellends voor ze als je merkt dat je niet de enige bent. Ik voel compassie als ze zichtbaar gespannen zijn, houvast zoeken, of onwennig en beducht voor wat komen gaat. Ik praat met ze als ze dat fijn vinden.

Terug de gang door en daarna voorbij het restaurantje met de lekkere cappuccino. Mijn oude doel voorbij. Naar huis. Wat fijn als dat kan. Goede herinneringen.

Niets doen

Ik wil vandaag een dagje niets doen. Helemaal niets. Omdat ik gisteren best wel veel, misschien te veel, heb gedaan.
Niet het soort niets doen waarvan je later moet aanhoren: je hebt weer niks gedaan. Of: waarom deed je niets? Dat zijn verwijten omdat je je kennelijk hebt onttrokken aan wat iemand anders vindt dat je moest doen.

Het gaat me om het echte en zuivere niets doen. Ik denk daar al een halve dag over na terwijl ik juist niets wilde doen. Hoe bereik ik niets? Het is ook niet iets dat je moet laten. Ik vrees dat het zit in het woord ‘doen’. Zodra dat van toepassing is kan je niets vergeten.
Weglaten dus dat werkwoord. Vandaag is niets. Als je het zo op jezelf betrekt dan wordt het: ik ben niets. Dat klinkt niet aardig en neigt naar zelfonderschatting. Het is een beetje frustrerend, zodra ik aan niets zijn nader of er zelfs maar aan denk ontstaat de behoefte om iets te doen.

Ik doe een poging in wat ik denk dat de goede richting is. Ik ben niets. Ik ben passief en stil vanbinnen. Het doen laat ik over aan de dingen om me heen. De klok tikt, de zon schijnt en de kat strijkt langs mijn benen. En nog duizend dingen die anders onopgemerkt gebeuren.
Nu is de tweede helft van mijn dag toch nog mooi niets.

Mijn manier

Hoe zit dat met jou? Volg je de regels en houd je van een duidelijke structuur? Dan ben je in het goede gezelschap van veel anderen. En ook dat is weer prettig voor het hebben van houvast, van vastigheid. Je staat niet alleen. Innerlijke rust en weten wat je te wachten staat. Je weet dan hoe de dingen gaan en moeten, want vaker gedaan.
Ik vind het fijn voor je en tegelijk misschien spijtig dat ik niet zo van de vastigheid ben. Dat kan misverstanden geven als we praten, of misschien wel wat wrevel. Ik vind het wel eens moeilijk om vastigen te duiden waarom ik de dingen doe, zoals ik doe. Op mijn manier. Ik stoot wel eens mijn hoofd om die reden. In een goed gereguleerde omgeving weet ik redelijk snel hoe de hazen lopen. En dan ben ik er klaar mee ook.

Dan heb ik het met name over de ongeschreven regels, over machtsverhoudingen. Ik doe er mijn voordeel mee. Heb er jaren een inkomen meer verdiend. Het is buiten werk ook heel handig. Zien hoe het zit. In de gaten hebben wie manipuleert en probeert te sturen zonder daar voor uit te komen. Dat gaat natuurlijk altijd ten koste van iemand.

De meeste organisaties en bedrijven hebben er een standaardoplossing voor. Dat heet dan human resource management o.i.d. Of het zijn personeelstrainingen, beoordelingsgesprekken en targets. Even afvinken of je niet te onaangepast bent. Of vaker; dat je onaangepast bent dus beter je best moet doen. We zullen je leren.

Ken je dit?

Als je weet hoe het is om als driehoekje door het vierkante vakje te moeten, dan begrijp je wat ik bedoel. Je bent onaangepast best driehoekje. Je komt er niet door. Zorg eerst eens dat je een vierkantje wordt.
Waarom? Ze hebben ervoor geleerd.

Ik kan zelf wel nadenken en ontplooi me liever als driehoekje. Een groen driehoekje, want dat vind ik wel een mooie kleur voor een driehoekje. Ik doe waar driehoekjes goed in zijn. Een driehoekje zijn.

Kan jij ook! Begin met tevreden zijn met jezelf. Bedenk en onthoud dat wat een ander van je vindt niet relevant is. Jouw goede gevoel is niet afhankelijk van de goedkeuring van wie dan ook. Je bent wie je bent. Maak je niet ondergeschikt aan wat een ander denkt, omdat het ‘hoort’. Niet in je werk, niet naar vrienden, niet in je sociale omgeving. Nooit.

Hup driehoekje, je kan het. Doe het maar op jouw manier.

Zon

Piep heeft van nature een zonnig humeur. Hij houdt van de zon. Alleen is het niet goed voor zijn muizenvel om lang in de zon te zitten. Zijn neus is nog gevoeliger. Een schaduwrijk plekje op een zonnige dag heeft Piep’s voorkeur. Schaduw genoeg in de boomgaard waar hij woont. Zijn huisje in een dop van een walnoot staat op een voor de zon beschut plekje.

Hij geniet ook van regen, van het geluid van de regen alleen al. Op het dak van zijn huis, of als je buiten bent onder een groot blad. Tintje, zijn vriendin heeft dat ook. Je kan ze als het regent dan ook vaak samen zien zitten onder zo’n blad.
Er gebeurt iets in m’n hoofd als ik de regen hoor, zegt hij altijd. Ik word er rustig van. Slapen als het regent is ook zoiets. Als je al niet slaperig bent, dan word je het wel.

Tintje en Piep luisteren samen naar de regen onder een groot blad. Hé Piep, zegt Tintje. Je valt in slaap! Ik zit naast je hoor. Nee hoor ik sliep niet zegt Piep. Tintje trek het blad waar ze onder zitten een beetje scheef. Een straaltje water loopt in Piep zijn nek. Oh pardon hoor zegt ze en gaat er lachend vandoor de boomgaard in. Wacht eens even jij roept Piep. Ik krijg je wel hoor.

Een uurtje later zitten ze uit te puffen voor hun huisje. De zon is doorgebroken. Piep houdt van zon, van regen en van Tintje. Wat wil een muis nog meer?

Iets moois

Waarom ben je zo blij Piep? Die vraag krijgt Piep wel vaker. Het is toch niet heel bijzonder om een blije muis te zijn? Tintje weet niet beter. Natuurlijk moppert hij ook wel eens, maar niet vaak. Piep wordt blij van een cappuccino, van een regenbui, van het geluid van regen op het dak. En ook van een glimlach, van lachende ogen in het voorbijgaan. Het lukt gewoon niet om geen goed humeur te hebben.
Door een besmettelijke muizenziekte staat z’n sociale leven op een laag pitje. Werd hij ook nog geplaagd door een andere ziekte, best lang. Dan raak je er een beetje uit. Hij is nu weer fit en gezond. Tijd om opnieuw te beginnen vindt Piep. Alleen, hoe doe je dat? Gewoon weer onder de muizen komen denkt Piep. En veel samen koffiedrinken. Van dat soort dingen.

Piep is blij en tevreden dat zijn energie terug is. Hij had daar niet op gerekend en toch wist hij dat het zover zou komen. Een soort vertrouwen in dat dingen gebeuren. Je moet ervoor openstaan om die kans te krijgen. Nee, geen garanties. Je kunt het niet pakken of bevechten. Het komt naar jou, als je het geluk mag hebben. Het gebeurt.
Het lijkt hem ook de oplossing voor hoe je opnieuw begint.

Het verliezen van zijn vriend Hert ligt hem nog vers in het geheugen. Verslagen en diep verdrietig was hij. Het kan niet en het mag niet dat zulke dingen gebeuren. En ze gebeuren wel. Hij is nog verdrietig maar niet meer verslagen. Het verdriet gaat nooit meer over. Dat hoeft ook niet. Al verwachten sommige muizen dat je er wel even een plekje aan geeft.

Zo werkt het niet. Toen hij erg ziek was heeft hij besloten niets meer weg te stoppen. Het te voelen omdat het er is. Daar hoort ook bij dat je kunt voelen dat je blij bent. Dat past heel goed bij elkaar. Piep is een filosofische muis geworden, hij vraagt zich dingen af. Ook al weet je dat er voor veel vragen geen antwoorden zijn, het is belangrijk om erover na te denken. Het is fijn om dat te doen. Erover te praten met anderen en te horen wat hun gedachten zijn. Zo kom je soms heel dicht bij andere muizen. Als je jezelf durft te zijn, jezelf durft te laten zien. Als je luistert naar wat andere muizen met je willen delen. Dan krijg je iets moois; wie ze zijn.

Hert

Piep wandelt door het bos. Op zijn blote pootjes, muizenlaarzen heeft hij niet. Het bos is stil, nat en zompig. Er is wel geluid, van druppels die van bomen vallen. Piep prijst zich gelukkig ze nog niet op zijn kop te hebben gekregen. Het bos is een mooie plek, er gebeurt van alles. Om dat te zien moet je stilstaan. Stil zijn vanbinnen. Dan pas zie je het. Stilstaan alleen is niet genoeg. Ongeduld maakt het onmogelijk. Het beste is om eerst een poosje te wandelen. Tot je er warm van wordt en je ogen gaan tranen van de kou. Dan komt er ruimte tussen je gedachten. Net zo lang tot er nog maar een paar gedachten zijn tussen heel veel ruimte. Je krijgt dan zin om stil te staan bij het bos.

Het bos weet dat en de voorstelling kan beginnen. Eigenlijk is het een doorlopende voorstelling. Het maakt dus niet uit hoe vroeg of hoe laat je komt. Kijk eens naar boven als het waait, vanonder een grote boom. Je valt bijna om als je de boom heen en weer ziet gaan. Soepel meegevend met de wind. Daar kan je wat van leren. Luister naar het ratelende getimmer van een specht. Zie die sperwer die geruisloos naar een prooi duikt. Het bos leeft en beweegt. Geritsel in het blad vlakbij, dat is natuurlijk Piep die een wandeling maakt. Je ziet hem niet, maar hij is er wel.

Piep kijkt op zijn Smatch, over een half uurtje verwacht Tintje hem. Drinken ze samen koffie. Hij kent de weg op z’n duimpje. Het is nog precies een half uur wandelen. Tintje, zijn vriendin, heeft het druk. Ze houdt van orde en regelmaat. Piep is wat losser en heeft wat meer tijd.
Dat is omdat hij wat minder moet van zichzelf zegt hij. Dan blijft er meer tijd over. Om te wandelen bijvoorbeeld. Om stil te staan vooral. Tintje kan niet stilstaan zegt ze. Maar als ze samen zijn is er altijd tijd.
Piep schrikt op van iets groots wat dichterbij komt. Ha Piep zeg Hert. Ik schrok haast van je Hert, maar ook goeiemorgen. Ze wandelen samen verder door het bos. Hert is een van zijn grootste vrienden. Hij zou hem niet kunnen missen.

Bij een open plek in het bos zegt Hert, laten we hier maar afsteken ik loop hier niet graag. Is goed zegt Piep. Als ze weer bijna bij de bosrand zijn klinkt er een knal. Hert stort neer, zijn hoofd bonkt tegen de grond vlak naast Piep. Er rolt een traan uit het oog van Hert. Piep ziet zijn spiegelbeeld vervagen in het doftrekkende oog van Hert.
Hert, Hert roept Piep, je mag niet dood! Hij rent en rent, blindelings door het bos. Hoe hij bij Tintje is gekomen weet hij niet. Het enige wat hij kan zeggen is: Hert.

Die zondag

Zondag, weer een blogje over die dag. Rustdag. Alleen de kat in het donker knijpen mag op zondag. Verder niets voor zover het opgemerkt kan worden en aangemerkt als zonde. Dieren mishandelen in de bio-industrie mag. Een koe moet worden gemolken. Dat is de wens van God. Je kunt naar hartenlust putten uit de bijbel. Gewoon openslaan en de eerste de beste regel die je aanstaat toepassen. Jouw gelijk. Het staat er toch?
En als het er niet stond had je het er zelf wel in willen schrijven. Velen gingen je voor.

Daar kan je wat vrijer over denken, maar dat maakt je nog geen autonome denker. Anders maalde je niet om zondag. Of juist wel? Meer dan 90% van de gelovenden gelooft wat ze als kind meekregen in het gezin waarin ze opgroeiden. Refo’s baren refo’s. Op die manier. Katholieken katholieken etc. Ik val onder de afgedwaalde gereformeerden. Als je m’n eerdere blogje ‘Zondag’ las weet je dat.

Ik denk dat we hier zijn in een fysieke wereld zonder ooit te kunnen begrijpen waarom. Daar mis je de zintuigen of het blikveld voor. Mijn kijk op wat ertoe doet is gevormd door een keer op het randje van dit leven, of misschien wel net er overheen te zijn geweest.

Ik hoorde iemand de snel dalende waarden van mijn hartslag roepen en dat mijn bloeddruk wegviel. Daarna werd het rustig en mooi. Lijf was er niet meer en ik nog wel.
Ze hebben me weer terug op aarde gekregen, maar ik was niet direct opgetogen. Als ik had kunnen kiezen om aan de andere kant te blijven, dan had ik dat gedaan.

Voor mij bestaat er iets als je unieke zelf. Ik hang daar geen definitie aan. Een van de dingen die ik nu weet is dat ik niet alles in een hokje hoef te stoppen om er mee om te kunnen gaan. Ik laat het gewoon zo zijn.

Over die zondag nog even. Ik denk dat die er vooral op gericht is om jou en van alles en nog wat in een hokje te duwen. Uit angst en uit gebrek aan autonoom durven denken. De beangstigden in eenzelfde hokje houden elkaar onder controle, dat geeft een veilig gevoel. Voeg er het je overgeven aan een hogere macht aan toe en je kunt nooit meer de schuld krijgen. En hup de weg naar de hemel ligt aan je voeten. Hemel, ook al zo’n hokje.

Waar ik ook was, het was niet de hemel in hokjesgeest.
Over wat ertoe doet voor mij heeft te maken met samen zijn. Samen tijd besteden. Koffiedrinken of een biertje. Delen wie je bent, samen je unieke zelf zijn.

Perfect match

Je hebt het zomaar. De kans dat het je treft is groter dan je dacht. Nierfalen was een ver van mijn bed show. Wel eens van een nefroloog gehoord? Ik niet, daarvoor.

Ik las onlangs iets over statistiek, over het kunnen winnen (of juist niet) van de Staatsloterij. Je kon er beter niet aan deelnemen. Je kans is nihil. Kan je 10 loten kopen, dan is je kans 10 keer nihil en dus nog steeds nihil. Maar vergis je niet.

Ik heb de hoofdprijs al een keer gewonnen. En ja, ik ben steenrijk. Wist je niet hè? Waar dacht je anders dat ik het van doe? Het kan niet op hier. Zorgeloos leven, wat is dat heerlijk. Ik leef alsof het vanzelfsprekend is. Krantje, koffie, wijntje en lekker op vakantie. De kat aaien en in de zon zitten, van dat soort dingen. Niks te wensen over.
Mocht je willen ruilen? Wel eerst meedoen. In de loterij van het leven. Doe je al, weet ik. Dus tel je zegeningen. Dat deed ik net ook en schreef ze voor je op.

Zorgeloos is, dat ik vandaag gezond ben. Nu leef. Niks te wensen is, dat ik gezond ben. Mijn lot uit de loterij? Een ‘perfect match’ nier binnen vier maanden nadat ik voor transplantatie in aanmerking kwam. Dit was de inschatting van de nefroloog, mijn kans daarop: net zo groot als een hoofdprijs in de loterij. Ik kon daardoor dialyseren voorblijven. Hield het nog precies vol. Nou ja, er waren momenten dat ik niet wist hoe ik kon zitten of staan. Dat is best gek hoor, als je de neiging hebt om onder de bank te gaan liggen.

Een perfecte nier is er een die qua weefseleigenschappen optimaal bij je past. Daarvoor moet er wel iemand zijn overleden die het ook nog goedvindt dat je haar of zijn nier mag krijgen. Mijn hoofdprijs. Wel heel bijzonder, loop ik rond en leef een nieuw leven met de nier van een mij onbekend iemand in mijn buik.

Ik zou heel graag die persoon (man/vrouw/jongen/meisje/hen) willen ontmoeten en bedanken, kan misschien ‘later’ nog eens. Als ik er in aardse termen niet meer ben. Ik hoop tegelijk dat het voorlopig niet kan op die manier. Ik houd van het leven.
Dat bedanken wil ik toch graag doen. Daarom schrijf ik mijn blogjes. Dan weet jij ook hoe fijn het kan zijn voor iemand anders om je als donor te registreren. Als je het al bent, mooi! Het is jouw keuze. Niet is ook goed. Blij als je erover nadenkt of over na hebt gedacht. Leven is een geschenk, dat vind ik wel een mooie gedachte.

Struisvogel

Het gesprek liep gewoon zo. Sommige gesprekken moeten ergens over gaan en andere gaan ergens over. Niet bedacht en zonder specifiek onderwerp. Het zijn de leukste vind ik. Spontaan kletsen met een vriend of vriendin. Ik ben geen prater in groter gezelschap. Het gelul van de doorpraters in zo’n groep hindert me. Geluidshinder. Toch klets ik je soms de oren van het hoofd. Ik heb in de loop van de jaren geleerd dat luisteren belangrijk is. Anders hoor je niets. Als je gesprekspartner begint te geeuwen is het te laat.

Heeft wat met leeftijd te maken, luisteren. Voor mij. Niet in de betekenis van gehoorzamen. Dat is aan mij niet besteed.

Ik geniet van luisteren. Alleen al dat iemand aan je wil vertellen. Dat is een gunst. Je moet niet luisteren, je mag het.
Het gesprek ging over vrienden zijn. Wat dat is. Wat anderen ervan denken en dat dat er niet toe doet. Wel dat ze het aan jou laten merken, door opmerkingen, vragen, een opgetrokken wenkbrauw. Ik heb geen behoefte aan hun oordelen. Er zit soms van alles in, jaloezie en onbegrip, vooral of het wel hoort, die vriendschappen.

De meeste van mijn vrienden zijn vriendinnen. Dat voedt kennelijk de afgunst van anderen. Kinnesinne, hoe doet ie dat? Het valt een beetje buiten hun bereik vrees ik. Ik ga het ze niet uitleggen, er is niks uit te leggen.
Met vriendinnen heb je mooie gesprekken, kan je fijn samenwerken. Het hoort bij de mooie dingen. Ik ga niet met ze naar de kroeg en zonder ook niet.

Mijn vriendinnen zijn recht voor z’n raap. Geen volgzame types. Daar houd ik van. Ik liep van de week een beetje te strompelen. Een lichte blessure door overbelasting. Zeg ik: ik lijk wel een oude man. Ben je ook zegt ze, maar wel een leuke hoor.

Een leuke oude man, ja hoor. Vertel het aan niemand. De blessure is nog niet over, maar ik loop weer als een kievit.
En als je het moet inzien? Dat je in je hoofd altijd dertig blijft en dat je lijf glimlacht om die onzin? Niet aan toegeven hè, niet doen! Dan heb je de eeuwige jeugd. Als een struisvogel die vanwege z’n stramheid zijn kop niet meer uit het zand krijgt.