Vakantie

Even eruit. Rondje rijden door Duitsland. Dat doe ik af en toe. Paar uurtjes genieten. Ik kies een rustig tijdstip aan het begin van de ochtend. Je mag er wat harder dan de hier geldende maximumsnelheid. Dat is leuk.
Op een zeker moment zei iets of iemand me dat het niet klopte. In de verte gebeurde het. Er was eigenlijk niets te zien en toch was het er. Intuïtief ging ik naar rechts en langzamer rijden.
Even later werd het duidelijk. Op de linker rijbaan lag een fietsendrager met twee fietsen erop. Kippenvel op armen en benen. Ik had er ook met 150 km/u tegenaan kunnen rijden. Dan loopt het niet goed af.
Pluk de dag. Ik pluk er elke dag een. Krijg ik met succes een nieuwe nier en dan maakt een slordig bevestigde fietsendrager een einde aan m’n leven. Ik ben me bewust van mijn sterfelijkheid. Nierfalen en ander ongemak hebben me dat bijgebracht. Ik word natuurlijk ook wat ouder?.

Ik ben nog lang niet oud genoeg. En wat is oud genoeg? En waarvoor? Leeftijd is niet bepalend voor wat ik denk en doe. Het is een rare zelfopgelegde beperking als je jezelf ergens te oud voor vindt. Je struikelt over de mensen die op basis van hun leeftijd gaan voor een auto ‘met hoge instap’. Van de uitdrukking alleen al krijg ik last van mijn rug. Kom op zeg. Denk liever in mogelijkheden. Dat zegt niet dat alles moet. Wel dat het kan. Dat het mag van jezelf.

Ben jij al op vakantie geweest dit jaar? Of ga je nog? Ik ga niet. Dan maar geen vakantiegevoel. Of toch wel. Wat geeft me nou dat vakantiegevoel? Ga ik naar m’n vakantiehuisje aan het Comomeer, dan heb ik het. Komt een Italiaanse familie vakantievieren in mijn huis, dan hebben ze het ook. In beide gevallen heb je kilometers zicht. Naar boven. In mijn tuin zie je het Comomeer niet. M’n telefoon gaat ook in Italië. Dus niks meer rust in die zin.
Even uitproberen of het werkt: het zitje in mijn tuin is ongeveer even groot als het terras van m’n Italiaanse vakantiehuisje. Dat gaat goed. Lekkere stoelen en zon: hebben ze allebei. Met een mok thee ’s ochtends om half acht de tuindeur opendoen, lekker gaan zitten en de frisse lucht ruiken. Kan in allebei. Nu nog even het vakantiegevoel oproepen thuis. Ik doe m’n ogen dicht en stel me voor dat ik in Italië ben. Verrek, het werkt! Probeer het maar eens. Vakantiegevoel zit in m’n hoofd.

Hoef ik nooit meer op vakantie. Nou, niet zo haastig hoor. Vakantie is ook leuk. Lekker stukkie rijden door Duitsland. Me verbazen over het copy/paste landschap van Zwitserland. Blij worden van de ‘rommeligheid’ als je Italië binnenrijdt. La dolce vita.

Als jij op vakantie gaat en je hebt zo’n fietsendrager op de trekhaak van je auto, check dan even of ie goed vastzit. ’T is zonde als bij aankomst blijkt dat je je fietsen bent verloren.

Boomgaard

Een groot stuk van m’n moestuin is nog steeds niet gespit. Het is een grasveld geworden. Afgelopen jaren had ik hulp in mijn tuin. Dat was fijn. Nu wil ik het weer zelf doen. Ik kan het weer. Nieuwe nier, nieuwe kansen en bijna alles kan. Had ik gedacht ja. Stukje bij beetje ben ik een flink eind gekomen. Had ik voorheen minstens 80 soorten groenten en fruit. Ik tel er nu ongeveer 17. Niet zoveel en toch best een boel. Ik ben drie jaar ziek geweest. Tel m’n zegeningen.

Het gras zit me ondanks dat een beetje op m’n nek. Nu wordt m’n nieuwe leven toch opgesoupeerd door oude patronen en onmogelijk spitwerk.
Totdat ik zag dat gras ook goed is. Lijkt wel een soort scheppingsverhaal. Met hier en daar een appelboompje en een walnotenboom. Dan is het ineens een boomgaard! Verandert frustratie in rust, ruimte en welbevinden.

Ik moet nog nadenken of ik het gras dan langer laat groeien. Dan zaai ik er oude akkerbloemen en rode klaver tussen. Om het af en toe te maaien met de zeis. Heb er een. Zoek nog een echte oude. Kan ook de motormaaier gebruiken. Zien wat het beste kan. Allebei een beetje misschien. Doen wat ik kan. Niet dat ik doe wat ik kan in de gebruikelijke betekenis.
Mijn eigen filosofie nu eens op mijzelf toegepast. Ik zeg altijd: stel je doelen niet hoger dan wat binnen je bereik ligt. Anders bouw je de frustratie bij voorbaat in.
Heb ik wel wat nieuwe problemen om op te lossen. Zoals welke appelrassen ga ik planten. Heb nu twee Elstar boompjes. Het liefst wil ik een paar oude typisch Achterhoekse rassen. Honingzeuten, Hermien van Eibergen, of Heurns Roodje. Zien wat er voorbijkomt. Een blij idee.
Van de week het gras gemaaid. Vroeg opgestaan om de felle zon en de warmte voor te zijn. Is het ineens meer leuk. Het erge is dat ik moet wachten tot het najaar. Om boompjes te kopen en te planten. Het mooie is, dat het vanzelf najaar wordt. Het is al zomer!

Ruimte genoeg voor een boomgaard??

Zondag

Zondag. Het woord alleen al. Ben je je auto aan het wassen? Op zondag! Of de buurvrouw die in het voorbijgaan zegt ‘zondagswerk is niet sterk’ en dan vlug doorloopt. Ik hoor die opmerkingen eigenlijk nooit meer. Misschien omdat de opmerkers beducht zijn voor het antwoord. Of al in de hemel, of omdat het als niet gepast wordt ervaren. Dat zou mooi zijn.

Het zondagsgevoel is niet moeilijk oproepbaar. Het zit nog dicht onder het oppervlak. Dat gevoel van niet mogen spelen met een vriendje omdat die had gevraagd of ik een ijsje wilde. Op zondag. Als tienjarige aan je voetbalmaatjes moeten uitleggen dat je naar een andere voetbalclub moet. Dat je niet mee mag met de bus van Velsen naar Den Helder voor een voetbaltoernooi. Want op zondag. Dat alles uit vroomheid. Opdat eenieder kan zien dat we goede christenen zijn. Ik kende het woord nog niet. Het begrip had ik al snel door. Hypocrisie.

Een nieuw leven krijgen na m’n niertransplantatie zet me aan het denken. Waarom ik het nu nóg niet los kan laten. Zondagsgevoel. Boosheid, frustratie. Geloof is vast iets moois, voor wie het gelooft. Op het moment dat je anderen wil verplichten naar jouw geloof te handelen haak ik af. Verplichte winkelsluiting op zondag bijvoorbeeld. Stel je voor, ik zou kerken en klokgelui willen verbieden. Het land zou te klein zijn. Ik wil graag de brug slaan. Leven zoals ik het zie en ook een ander de ruimte laten om dat te kunnen. Niet de ruimte geven. Er is niks te geven, ruimte is geen exclusief bezit.

Ruimte ook in de zin van niet (ver)oordelen. Ik krijg de kriebels als iemand zegt het ‘jammer’ te vinden dat ik de dingen denk en doe anders dan op de voor hen uitverkoren wijze. Jammer is voor mij een hatelijke vrome uitlating. Hel en verdoemenis gewenst in één woord. Een afstandelijke spijtbetuiging omdat het met mij niets zal worden. In de hemel. Het is jammer dat het niet meer vriest als je wilt schaatsen op natuurijs. Dát is jammer.
Het is waarom het me aan het denken zet. Die boosheid. Mentale fantoompijn. Zoiets. Schoppen ze tegen m’n geamputeerde geloof.

Liefde voor het goede in mensen. Dat helpt, zegt ze. Een maatje dat wél gelooft. Ik vertrouw op haar.

Ik gooi reflexmatig de deur dicht. Vooral als er misstanden met ‘de mantel der liefde’ worden bedekt. Door gelovigen. De mantel der liefde heeft niets met liefde van doen. Helemaal niets.
Pech voor ‘would be’ christenen. Die dat graag zeggen. God gelooft er niets van denk ik.
Omgaan met mensen die christen zijn. Me verwonderen. Daar nieuwsgierig van worden. Dat wil ik.

Mijn beker, gewonnen bij de pupillen 7-kamp van de ‘verkeerde’ voetbalclub. #trotsop

Over leven

Opnieuw mogen leven laat me nadenken over de essentie ervan. De meesten doen dat als ze hun ‘oude’ leven nog leven. Ik kreeg een nieuw na m’n niertransplantatie. Ik was ook al eens op het randje van het oude, zonder direct vooruitzicht op een nieuw. Ging er anders naar kijken. Hoe ziet leven er dan uit als je er anders naar kijkt? Zal ik je vertellen.

Deze blogpost gaat over Donald Duck. Huh? Ja, Donald Duck in z’n vrolijke weekblad. Als Donald eens wist wat wij weten… Hij is kampioen leven in het nu. Daar zijn wij niks bij met onze mindfulness. Het leven van Donald speelt zich af in een stripverhaal. Plaatjes op papier. De volgorde, het verhaal lezen wij daarin. Zelf weet ie niet eens dat er een vorig en een volgend plaatje bestaat. Hij is zich ook niet bewust van het fenomeen Duckstad. In elk plaatje staat hij stil bij wat hij doet. Hij kan op zijn horloge kijken, of op de klok van de kerk van Duckstad. Maar heeft geen besef van tijd. Dát is pas leven in het nu. Hij kan niet anders. Als jij op je horloge kijkt dan zie je dat de tijd voorbijgaat. Stilstaan in dat moment kun je niet. Donald wel. Hij leeft in een 1-dimensionale wereld. Hij kan niet voor- of achteruit. Papier is voor ons 2-dimensionaal. Donald’s leven speelt zich af in ons hoofd.

Zelf leven we in een 3-dimensionale wereld. Én we kennen het fenomeen tijd.
Jij kan vooruit in het verhaal van Donald. Plaatje voor plaatje. Of achteruit. Je kan een verhaal opnieuw lezen, een stukje overslaan of er halverwege weer in beginnen. Zo vaak als je wil. Als je er erg van geniet en je zit er helemaal in, dan leef je in het nu.
Je hebt waarschijnlijk net als ik de neiging om vooruit te kijken, te plannen en daarover te prakkiseren. Tobben over het verleden komt je denk ik ook wel bekend voor. Intussen verstrijkt de tijd. Dan leef je. Dat is toch iets anders dan een stripfiguur zijn. Zoals je voor en achteruit kan in het leven van Donald, zo kan je dat niet in dat van jezelf. Je kunt niet een jaar terug en hetzelfde stuk nog eens beleven. Of een stukje overslaan. Of door naar het einde van jouw verhaal.

Als ik nadenk over mijn nieuwe leven dan denk ik: Stel dat mijn leven een stripverhaal in drie dimensies is en iets of iemand kan dat lezen zoals ik de Donald Duck kan lezen, hoe zit dat dan? Dat iets of die iemand ‘leeft’ in een wereld die ik niet kan waarnemen. Geen idee of die wereld er al dan niet is, of het dan nog wereld heet.
Over dit fenomeen zijn en worden legio wetenschappelijk studies gedaan. Filosofische beschouwingen en religieuze opvattingen zijn er ook een boel. Mensen die nadenken over de essentie en/of het vervolg van hun leven. Noem het geloof, of geloof het niet. Of hang een wetenschappelijk standpunt aan. Dat is jouw keuze. Over hoe dat mij vergaat lees je in een van m’n volgende blogposts. Allemaal onder de noemer ‘leven met een donornier’. Daarom en daarover schrijf ik.

Nog iets leuks. Over leven. Je kunt iemand opnieuw een leven geven, of een beter en langer leven. Zoals ik dat kreeg. Daar denk ik vaak over na.

Rabarber

Als er iets is in je moestuin waar je weinig werk aan hebt, dan is dat rabarber. Makkelijk en lekker voor liefhebbers. Ik heb meer rabarberplanten dan nodig voor eigen gebruik. Veel meer zelfs. Toch heb ik gisteren een nieuwe geplant. Op een plekje met veel ruimte eromheen. Dan kan ie groot worden. Meer nog omdat het een bijzondere rabarberplant is. Hij hoeft niet groot te worden. Hij mag vooral heel lang blijven. Als je rabarber af en toe splitst, dan vermeerder je de plant. Gewoon met de spade doormidden steken. Hoewel gewoon. Het ondergrondse deel van een beetje plant vult met gemak een halve kruiwagen. Mijn nieuwe rabarberplant is op die manier al minstens veertig jaar oud. Waarschijnlijk zelfs al wel 80 jaar. Dat is iets waar ik blij en tevreden van word. Nog veel mooier is dat hij oorspronkelijk komt uit de moestuin van de boerderij van mijn Opa.

Ik lees me suf in allerlei boeken en online over hoe je op natuurlijke en biologische wijze groenten verbouwt. Kon ik het m’n Opa maar even vragen. Die deed dat om ervan te kunnen leven. Naast zijn vee en voedergewassen. Hij was ook nog loondorser. Ik verdiep me al meer dan vijftien jaar in het verbouwen van biologische groenten. Snap er intussen wel wat van. Maar er is nog zoveel wat je niet weet dat je niet weet. Gewoon even vragen aan hem. Als ik een bucket list had, zou dat er op staan.

Als ik het niet weet, kan ik naar de rabarberplant gaan. Er even bij stilstaan.

Aardbeien

Van die dingen. Waar je blij van wordt. Een bedje aardbeien dat kleur krijgt. Ongeveer het enige dat me vorig jaar lukte in m’n moestuin. Stuk of twaalf gekregen aardbeienplantjes in de grond zetten. Heb ze dit voorjaar onder het onkruid vandaan gehaald. Een net erover omdat ik ze liever zelf pluk. De vogels moeten maar wat anders zoeken. Ik geef ze elke dag water, anders krijg je piepkleine aardbeitjes met deze droogte. Ik heb mijn kleinzoon beloofd dat hij aardbeien mag plukken. Moeten ze er wel goed bijstaan natuurlijk.

Zelf eet ik ze niet. Vanwege het risico op infectie. Van een aardbei? Ja, net als van bramen, een druif of van bessen. Als je ze zo wilt eten. Schillen kan wel, haha. Heb je weleens een aardbei geschild, of een braam? Je kunt ze niet schoon genoeg wassen. Appels, peren of een perzik schillen gaat prima. Van de bramen kook ik sap. Fruit uit je eigen tuin, daar heeft toch niemand met zijn handen aan gezeten? Er lopen, kruipen en vliegen wel allerlei dieren. Dus beter maar voorzichtig zijn. Als je afweersysteem normaal functioneert hoef je je geen zorgen te maken hoor. Geniet gerust van je aardbeien.

Meestal maak ik een foto bij een blogpost. Deze keer was het andersom.

Bedtijd voor de hond

Een anderhalvemetergesprekje kan leiden tot leuke inzichten. Ik woon in een dorp. We praten hier met elkaar. Dat is voor sommige nieuwen verrassend. Zijn ze niet gewend. Een deel ervan went nooit. Ik hoorde eens iemand zeggen dat ie het vervelend vindt. Dat ze alles van je weten. Die gaat het niet begrijpen. Wel piepen over gebrek aan sociale contacten. Omdat je nergens heen kunt. Snapt niet dat ie er al is.

Dat gesprekje van die inzichten was met iemand die het wél snapt. Mijn buurvrouw. Over de jonge hond van haar ouders. Het beestje komt regelmatig op bezoek. Een leuk speels ding. Die hond. Hij gedraagt zich uitgelaten. Ook als ie het niet wordt. Je wordt blij van alle energie en onbevangenheid. Tegen de avond wordt het wel eens een beetje te gek. Gaat hij uit z’n dak en weet van geen ophouden. Bedtijd voor de hond. Zegt ze. Het zijn net kinderen. Moest er om lachen. Bedtijd voor de hond.

Ik heb zelf ook honden gehad. Mooie dieren. Het zijn ook handenbinders. Daarom wil ik er geen meer. Toch laat ik regelmatig de hond uit. Wanneer het me maar uitkomt en als ik er zin in heb. Als het de hele dag klettert van de regen op het vakantiehuisje aan de Deense kust bijvoorbeeld. Ik ga even de hond uitlaten zeg ik dan. Ze weten wat ik bedoel. Ik moet er even uit. Door de regen of de wind. Maakt niet uit. Ik luister naar m’n gevoel.
Soms ben ik niet uitgelaten. Blij de hond uitlaten komt vaker voor hoor. Lekker langs het stille Deense strand. Regenjack, korte broek, blote voeten. Lopen door het water langs de vloedlijn. Mooie stenen zoeken. Ik snap zo’n hond wel. Buitenspelen. Gek doen.

Het is ook wel eens bedtijd voor deze hond. Iedere dag eigenlijk. Dan ga ik niet uit m’n dak of zo. Dan gaat gewoon m’n lampje uit. Dan is het op. Kan ik verzinnen wat ik wil. Bedtijd. Lekker slapen en morgen weer een dag. Daarnaar luisteren heb ik de afgelopen jaren geleerd. Omdat niks meer moet. En vooral omdat ik dan niks meer kan. Behalve slapen. Dat is best wel een beperking. Om half tien al in je bed liggen. ‘Vroeger’ had ik genoeg aan vijf uurtjes slaap. Minder lukte ook wel. Zoveel te doen en zoveel drukte en stress. Geen tijd om te slapen hoor. Zonde van de tijd. ’s Avonds om elf uur nog even dertig mailtjes wegwerken. Om zes uur de volgende ochtend weer weg. Hup, voor de file uit. Dat is efficiënt. Wat een vrijheid hè?

Nu snap je mijn antwoord als je vraagt of ik weer beter ben. Ik zeg dan dat ik nooit meer beter word. Maar gelukkig wel weer gezond ben. Dan weet je ook wat het betekent. Bedtijd voor de hond.

Hart ♥️

Ik schreef het al eerder, ze hebben een beetje m’n hart gestolen. Filiae. En wat doe je dan? Je gaat het zoeken. Bestolen worden geeft me een boos en verontwaardigd gevoel. Hoe haal je het in je hoofd? Zo braken ze de schuren op mijn tuin open. Met grof geweld. Alles weg. Als ik ze tegenkom… Wat daar stond is van mij.

Mijn hart is ook van mij. Ze stelen het een beetje. Die vier meiden. Eigenlijk helemaal. Zonder kan je niet. Het is een tamelijk vitaal orgaan. En toch kan het je overkomen. Dat is bijzonder. Je wordt niet boos, maar juist blij. Een soort omgekeerde harttransplantatie. Dan ben ik nu een Filiae donor. Kan jij ook worden.
Op zoek dus naar dat hart van mij. Moet je niet voor naar de politie. Je hoeft geen aangifte te doen. Ik kan ervan genieten. De zoektocht. Naar wat me bindt met vier zingende zussen. Met hun talent, energie en emotie. Muziek, humor, liefde en hun geloof. Dat laatste is nou net niet mijn ding. Waar ik anders de deur dicht doe, laat ik Filiae zomaar binnen. Dat is wie ze zijn. Ze horen bij de zoektocht. Naar m’n hart.

Een inverse harttransplantatie verandert iets aan je leven. Ben ik wel aan de beurt. Mijn niertransplantatie heeft al flink aan de boom geschud. Kreeg ik een nieuw leven. Voordat het zover is wil je wel even stilstaan bij het oude. Zolang als het duurt. Dacht ik toen. Het maakt dat mijn hart niet meer beveiligd is tegen diefstal.

Leven zonder streven. Vogels ‘s morgens vroeg, de zon, een plensbui, Filiae. Alsof alles je voor het eerst overkomt. Dag keurige zelfbeheersing, welkom emotie. Die emotie was er natuurlijk altijd al. Gepast weggestopt omdat dat zo hoort. Ik ben nu lekker onaangepast. Dat hebben kleine kinderen van nature. Ik moest er best wel hard voor op mijn bek gaan. Dat is goed gelukt. Wie zei er dan altijd dat het zo hoorde? Vrees dat ik het zelf was.

Onderweg zijn en jezelf zijn. Daarmee kom ik al dichter bij m’n ontvreemde hart. Wel verrassend om over na te denken. Ik kom er dichterbij en wil het nooit meer terugvinden. De zoektocht zelf is het doel.
Ik ben Filiae donor. Kan jij ook zijn.

Check dit dan! http://Filiae.nl

En dit! https://supp.to/filiae Steun je ook hun crowdfunding ?

Eenzaam

Eenzaamheid, je hoort er veel over. Iedereen kan zich er iets bij voorstellen. Doet dat ook. Er is verschil tussen eenzaamheid en even wat minder aandacht krijgen. Of sociaal contact. Je belt en appt je een ongeluk. Als dat je niet is gegeven, door bijvoorbeeld je leeftijd wordt het minder. Ook is niet iedereen er verstandelijk toe in staat. Daar aandacht aan geven doet ertoe.

Als het even niet lukt om naar de kroeg of een feestje te gaan. Je mist het sociale deel van je werk. Het geouwehoer op de afdeling en bij de koffieautomaat. Ja, is jammer. Ben je gezond en gaat het je verder goed? Dan moet je niet piepen. Niks ja maar corona. Gebruik je gezonde verstand en leef. Als een licht geïrriteerd gevoel je nu bekruipt, lees dan verder. Zo niet, dan ook. Ik ga je niet de les lezen. Goede kans dat je zo blij bent met jezelf.
OK, daar gaan we. Als je wat langer uit de running bent, zeg een jaartje of drie. Als je het niet kunt velen dat er iemand langer dan een kwartiertje bij je op bezoek is. Dan mis je ze niet. Als koffiepraat op zaal bij het bed naast dat van jou maakt dat je er gek van wordt. Dat het haast pijn gaat doen. Dan is sociaal contact niet heel fijn. Dan helpt het gordijn dichtdoen al. Moeten ze alleen nog hun kop houden. Het sociale bezoek. Wie wil er nog koffie? Doe mij maar chocola. Haal jij het? Weet je wat ik zag op het journaal? Te ziek voor woorden. Doe mij dan maar een glimlach van een verpleegkundige in het voorbijgaan.

Ach, wat is nu helemaal eenzaam? Of sociaal contact? Als je voor even in je eentje zit. Wees een beetje blij. Dat je gezond bent. Tel je zegeningen. Ik noem er wel vast een paar. De zon, de blauwe lucht, een boek, de vogels ‘s morgens vroeg. Een blij blog. Genieten van wat je wél hebt. Kan je best heel blij van worden. Zie je wel? ?

Praten met je lijf

Praten met je lijf. Een beetje ontkennen dat je moe bent. Of iets te makkelijk even gaan zitten. Ergens in het midden zit het goede. Als ik graag wil ga ik wel eens te ver. Verschiet het van groen naar geel en zwart voor m’n ogen. Goed dat die kruiwagen er dan staat. Even vasthouden om niet neer te gaan. Als een aangeslagen bokser. Niemand ziet het. Ik vloek hardop. Niemand hoort het. Als frustratie zichtbaar zou zijn… Tranen springen in m’n ogen. Ik wil gewoon! Gewoon #@@!! Niet dit.
Ik bel UMCUtrecht vanuit m’n moestuin. Ik hoor het al zegt ze. Kom maar gelijk naar de SEH. Mijn broer brengt me. In etappes loop ik naar de auto. Hele zinnen spreken kan ik niet. Ik wil natuurlijk ook veel te veel tegelijk zeggen. Dat kan niemand.

Het resultaat van dit moedige gedrag is vijf weken ziekenhuis.

Als het me nu overkwam dan weet ik het niet. Of ik zou bellen. Of nog even moedig zou zijn. Ze zegt keer op keer: bellen! Laagdrempelig en doen hoor! Ik denk dat ze het razend druk heeft. En dat het ziekenhuis even minder veilig voor me is.

Handelen zoals ik nu suggereer is fataal. Ik had het waarschijnlijk niet overleefd. Hoe dom was ik al door ‘moedig’ te zijn. Ik vertel je omdat ik mijn lesje heb geleerd. Hoef jij het niet nog eens over te doen. Ik wil graag dat je m’n blog blijft lezen. Voorwaarde is dat jij blijft ademhalen. Als je het niet leest ook goed. Wel hier blijven hoor.
Weet je, ik schrijf het voor jou. Opdat ik dan zelf ook betere keuzes maak. In die volgorde… Het is een soort verzekering. Ik kan het niet maken dit te schrijven. En dan zelf weer moedig gaan doen. Geniet (van) elke dag.? Leef!