Hert

Piep wandelt door het bos. Op zijn blote pootjes, muizenlaarzen heeft hij niet. Het bos is stil, nat en zompig. Er is wel geluid, van druppels die van bomen vallen. Piep prijst zich gelukkig ze nog niet op zijn kop te hebben gekregen. Het bos is een mooie plek, er gebeurt van alles. Om dat te zien moet je stilstaan. Stil zijn vanbinnen. Dan pas zie je het. Stilstaan alleen is niet genoeg. Ongeduld maakt het onmogelijk. Het beste is om eerst een poosje te wandelen. Tot je er warm van wordt en je ogen gaan tranen van de kou. Dan komt er ruimte tussen je gedachten. Net zo lang tot er nog maar een paar gedachten zijn tussen heel veel ruimte. Je krijgt dan zin om stil te staan bij het bos.

Het bos weet dat en de voorstelling kan beginnen. Eigenlijk is het een doorlopende voorstelling. Het maakt dus niet uit hoe vroeg of hoe laat je komt. Kijk eens naar boven als het waait, vanonder een grote boom. Je valt bijna om als je de boom heen en weer ziet gaan. Soepel meegevend met de wind. Daar kan je wat van leren. Luister naar het ratelende getimmer van een specht. Zie die sperwer die geruisloos naar een prooi duikt. Het bos leeft en beweegt. Geritsel in het blad vlakbij, dat is natuurlijk Piep die een wandeling maakt. Je ziet hem niet, maar hij is er wel.

Piep kijkt op zijn Smatch, over een half uurtje verwacht Tintje hem. Drinken ze samen koffie. Hij kent de weg op z’n duimpje. Het is nog precies een half uur wandelen. Tintje, zijn vriendin, heeft het druk. Ze houdt van orde en regelmaat. Piep is wat losser en heeft wat meer tijd.
Dat is omdat hij wat minder moet van zichzelf zegt hij. Dan blijft er meer tijd over. Om te wandelen bijvoorbeeld. Om stil te staan vooral. Tintje kan niet stilstaan zegt ze. Maar als ze samen zijn is er altijd tijd.
Piep schrikt op van iets groots wat dichterbij komt. Ha Piep zeg Hert. Ik schrok haast van je Hert, maar ook goeiemorgen. Ze wandelen samen verder door het bos. Hert is een van zijn grootste vrienden. Hij zou hem niet kunnen missen.

Bij een open plek in het bos zegt Hert, laten we hier maar afsteken ik loop hier niet graag. Is goed zegt Piep. Als ze weer bijna bij de bosrand zijn klinkt er een knal. Hert stort neer, zijn hoofd bonkt tegen de grond vlak naast Piep. Er rolt een traan uit het oog van Hert. Piep ziet zijn spiegelbeeld vervagen in het doftrekkende oog van Hert.
Hert, Hert roept Piep, je mag niet dood! Hij rent en rent, blindelings door het bos. Hoe hij bij Tintje is gekomen weet hij niet. Het enige wat hij kan zeggen is: Hert.