Lat

Met een nieuwe nier kan je weer alles. Duurt soms even. Helemaal waar en ook helemaal niet. Als je nieren niet of nauwelijks functioneren dan kan je weinig of niets. Of alles maar heel kort. Dat laatste is niet echt zo. Je kunt niet heel kort een wedstijd voetballen of een rondje hardlopen. Je kan wel alles positief bekijken en dan kan je ineens best veel. De oplossing is gewoon de volgende keer verdergaan waar je gebleven was. Zoals gezegd, dat lukt niet echt met voetballen, of dat rondje.

Met een nieuwe nier kan je dus wel alles. In elk geval langer. Daar zit hem een beetje de kneep. Ik kan nog altijd niet een wedstrijd voetballen. Lig er niet wakker van. Ik kan wel al die onderbreekbare dingen veel langer. Heel veel langer. Dan komen er heel veel doenbare dingen bij. Gaat het weer lijken op een normaal leven. Is het ook weer. Er zit een leuke leercurve in. In het begin is het niet heel leuk die curve. Later ook niet. Wat is er dan wel leuk en leerzaam aan?

Ik leer nu wat ik dacht dat ik allang kon. Dat ik er goed in was. Niet dus. Ik leer iets bij en ik leer wat af. Om met dat laatste te beginnen. Ik leer langzaamaan af om de lat steeds maar hoog te leggen.
Grappig is om je af te vragen wat er nu zo uitdagend is aan hoe hoog je de lat legt. Is het de overwinning van eroverheen springen, of is het die grijns als je er onderdoor loopt en zo ook aan de andere kant komt. Lijkt wat flauw. Het heet relativeren. Uiteindelijk leg je de lat op haalbare hoogte en spring je er overheen. Nog fijner is de lat weglaten en kijken wat er allemaal kan. Lekker springen zonder lat.

Wat ik bijleer is dat het voldoening geeft om het zo te doen. Van frustratie naar voldoening. Zomaar? De hobbel die je moet nemen heet afscheid. Je moet afscheid nemen van een beeld dat anderen hebben van jou. Denk je. Ik bedoel je moet afscheid nemen van het beeld waarvan jij meent dat anderen hebben van jou. Je kan het niet waarmaken, lukt niet meer. En meer van die onzin. Doe die gedachte maar weg dus.

Het ligt wat genuanceerder. Er zijn dingen die buiten je bereik liggen. Dingen die je misschien eerder veel plezier en voldoening gaven. Dat loslaten voelt als een afscheid. Het gevoel wat ik daarbij heb vat je het beste in het woord melancholie. Zoete pijn.

Kan het wel illustreren voor je. Ik had altijd een grote moestuin. Zo’n twaalfhonderd vierkante meter. Heb hem afgelopen jaren al eens flink kleiner gemaakt. Ik kon bijna niks meer. Een paar weken geleden nóg kleiner. Moest ik een zelfgebouwd schuurtje bij opofferen. Dat deed wel pijn. Nu het zover is voelt het goed. Heb een nieuw schuurtje gebouwd. In etappes. Alles latloos. Niet het schuurtje. Ik! Mooi woord vind ik. Latloos.

Mentale zuurstof

Ik beloofde je te vertellen over hulpvaardigheid en wijzer (ge)worden. Over wat dat te maken heeft met liefde en kwetsbaarheid. Dat ga ik nu doen. Ik heb de essentie van deze blogpost twaalf jaar geleden geschreven. Ik heb er een geheel van gemaakt. Ik put uit eigen ervaring. Je mag ervan vinden wat je wilt. Dit is wat ik vind.

Je wordt depressief als de last ondraagbaar wordt. Als je al lang hebt volgehouden en niets erop wijst dat het minder wordt. Of als de last plotseling in de volle omvang aan je duidelijk wordt. Wat eerst een verre dreiging was die je misschien al vermoedde, is een confrontatie geworden.
Als je het niet meer dragen kan word je platgedrukt, verpletterd. Voor mij was het een stuwdam die doorbrak. Je wordt meegevoerd door de stroom van de grond getild. Bedolven en je gaat verdrinken. Het enige dat je redden kan is boven komen en ademhalen. Je weet dat je gaat stikken.

Wat je nodig hebt is ruimte, zonder die last. Wat je nodig hebt is lucht, zonder te worden overspoeld. Een klein beetje ruimte maar, een klein beetje lucht. Voor nu. Leven. Zonder plan.
Als je op die manier verdrinkt, dan ben je er nog. Fysiek tenminste. Het komt niet meer goed. Verdrinken is behoorlijk definitief hoor. Je geest kan niet meer ademen. De mentale zuurstof is op.

Als het zover is kan je hulp krijgen. Als je geluk hebt. Als je nog meer geluk hebt, krijg je de goede hulp. Niet alles wat hulp heet is gewenst. Genoeg padvinders in de geestelijke gezondheidszorg die oude vrouwtjes helpen oversteken. Ook als ze helemaal niet naar de overkant willen.

Wie of wat kan helpen?
Om te beginnen liefde en aandacht. Geduld zonder oordeel. Liefde voor mij als mens. Onvoorwaardelijk. Dat geeft lucht. Wat ik voel is geen keuze. Die is er niet. Durf kwetsbaar te zijn.

Wat nog meer helpt.
Een voorbeeld. Denk aan vuurwerkslachtoffers met oogletsel. Ze hebben een gemeenschappelijke ervaring. Als die ervaring is beklijfd, dan kunnen ze van gedachten wisselen. Op een ongekend niveau. Dat niveau kan je niet door studie bereiken. Je moet eerst een oog missen. Dan kan je soms helpen. Door te weten wat het is. Daar zijn vaak minder woorden voor nodig. Een klein beetje lucht, weet je nog? Niet stikken.

Ik noem het wetendheid. Dat is niet hetzelfde als wetenschap of een methode of therapie. Absoluut niet. Verwar het alsjeblieft al helemaal niet met een patiëntenvereniging.

De kern van wetendheid is de hele en unieke mens. Als je depressief bent, dan ben je nog steeds heel en uniek. Daar hoeft dus niets aan te gebeuren. Laat dat maar even doordringen bij hulpvaardigen. Verzekerings- en bedrijfsartsen. Daar heb ik slechte ervaringen mee. Op een enkeling na.

Iemand die letterlijk aan het verzuipen is in zee heeft niet zoveel aan zwemles. En sluit en spreid, haha. Zou je cynisch van worden hè?

Ik ben niet cynisch geworden. Heb wel een enorme overlevingsdrang gevonden. Dat is geen verdienste. Het gebeurde. Bijna onvoorstelbaar als je op een gegeven moment het tegengestelde voelt. Je mag er hoop uit putten. Een beetje lucht. Mentale zuurstof. Voor jou, als je depressief bent. En voor jou als je helpt.

Vaardigheid

Ervaringsdeskundige. Dat is een beetje een eng woord vind ik. Klinkt alsof je ergens verstand van hebt. Daar gaat het al een beetje mis. De bedoeling is goed. Het bedoelt te zeggen dat iemand door ervaring wijzer geworden ergens een nuttige bijdrage aan kan leveren. Nu nog een betere aanduiding. Misschien kom ik er al schrijvende wel op. Als jij iets beters weet?
Waarom ik erover begin? Niet vanwege dat mislukte woord. Vooral omdat ik denk/hoop dat misschien ik zelf en anderen iets kunnen bijdragen. Op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg. Daar ga je al, geestelijke gezondheid. Betekent het dat ik een tijdje geestelijk niet gezond was? Misschien zijn bepaalde aanduidingen nodig om de realiteit te verfraaien of een beetje gewichtiger te maken.
Als je hoofd flink in de knoop zit heb je helemaal geen behoefte aan wollige woorden. Weet ik uit ervaring.

Om te beginnen word je als overbodige ballast overboord gekieperd. Van werkgever tot verzekeringsmaatschappij. Ze flikken je. Dat is wielrennerstaal voor iemand benadelen om er beter van te worden. Daar wil ik het niet over hebben.

Gewichtigheid in hulpverlening was er genoeg. Budget om te helpen iets minder. Als er zoveel geestelijk gezonden mij eerst moeten interviewen, bespreken en vervolgens beoordelen, dan is het geld alweer op. Dat spijt ze dan. Er waren ook momenten dat het wél goed ging. Tot het budget weer op was. Moet je het treffen op die gunstige momenten. Dat je van doen hebt met een hulpvaardige. Zit hem vooral in die vaardigheid hè. En daar kan een ervaringsdeskundige van betekenis zijn. Is gelijk de laatste keer dat ik dat woord gebruik. We noemen het vanaf nu hulpvaardige! Ervaring alleen, daar heb je niets aan. Deskundigheid ook al niet. Ik vraag me af of je hulpvaardig zijn wel kúnt leren. Je bent het. Of niet. Dan valt er ineens een schrikbarend groot deel deskundigen af. Ook die die er voor geleerd hebben. Dat is de praktijk zoals ik die ken. En het is lang niet altijd onwil hoor. Domheid, arrogantie, belangrijkheid, botheid, macht en onmacht. Ik noem zo maar een paar ingrediënten die het er niet beter op maken.

Hoe het dan zit met hulpvaardigheid en wijzer geworden? In een volgende blogpost vertel ik je. Gaat over liefde en kwetsbaarheid. Over weten, in tegenstelling tot wetenschap. Over vaardigheid en weten. Ik noem het maar wetendheid. En hoe dat samen kan gaan met hulpvaardigheid.

Ik ben dankbaar voor de in GGZ werkende mensen die me wél hielpen. Vaak tegen de stroom in, soms zelfs voor eigen rekening. Er zijn er dus die je kunnen helpen, maar niet mogen. En er zijn er met wetendheid van wie het potentieel onvoldoende wordt benut.

Beschouwen

Levensbeschouwing is een manier waarop je kijkt, vanuit een principe, een denkbeeld, geloof of dogma. Noem maar op.
Levensbeschouwing is nogal statisch. Je kunt weleens nieuwe inzichten verwerven en het anders gaan zien. Mooier nog vind ik om er een werkwoord van te maken. Levenbeschouwen, zoiets wordt het dan. Beschouw je leven eens los van je aannames en overtuiging. Kijk eens niet door dat standaard filter.
In plaats daarvan een beetje afstand nemen, of juist heel dichtbij komen, of allebei. En kijken wat je écht ziet. Met een open blik. Moest ik even aan wennen. De meeste dingen heb ik allang in een vakje gestopt. Nu eens buiten het vakje denken en kijken. Dan ontdek je leuke dingen, mooie dingen. En telkens iets over jezelf. Over wat je denkt dat je denkt. Over wie je denkt dat je bent.

Het is een leuk spel. Jezelf leren zien. Leren jezelf zien.
Het resultaat is soms dat ik een bepaalde emotie voel én dat ik doorkrijg dat het een reactie is die ik helemaal niet wil. Word ik bijvoorbeeld boos en snap ik even later dat het onzin is om boos te zijn. Dan kan ik er een glimlach voor in de plaats toveren. Een echte glimlach, eentje ‘van mij’.

Probeer het maar eens. Het is niet hetzelfde als relativeren. Dat wat je beter kunt als er bijvoorbeeld iets ergs gebeurt. Dan worden belangrijke dingen even iets minder belangrijk. Klamp je je vaak nog sterker vast aan je levensbeschouwing.

Merk dat het vooral je negatieve reacties zijn die je hebt gestandaardiseerd. Afwijzingen van wat (wie) er allemaal niet voldoet aan jouw levensbeschouwing. Bekijk het eens anders. Bedenk dat een ander de dingen heel anders kan beschouwen dan jij. Kan jij het dus ook. Moet je het wel willen… Niet vinden dat die ander geen gelijk heeft. Is wat jij vindt de enige echte waarheid?

Ik weet een aardige manier om het beschouwen een beetje uit te proberen. Probeer je voor te stellen hoe je hond, je kat of je paard de wereld ervaart. Je parkiet voor mijn part. Het dier heeft geen notie van jouw levensbeschouwing. Je bent geneigd om jouw denkbeelden en emoties op hem/haar te projecteren. Wat je vast al hebt gezien is hoe onvoorwaardelijk het dier met jou omgaat. Dat is een mooi vertrekpunt om het leven te beschouwen denk ik. Nu in het echt dus.

Ik ken iemand die dat het filter van de liefde noemt. Deel jouw levensbeschouwing met een ander én ga er niet vanuit dat iedereen er zo over denkt. Laat een ander vrij. Liefde dwingt nooit.
Blijven beschouwen dat leven!

Vissen

Als het eindelijk voor de zoveelste keer weer goed gaat en het voelt niet goed. Lijf doet het weer. Hoofd legt het hoofd in de schoot. Soort bungee jumpen en als je beneden bent dat het elastiek uit het elastiek is. Zie je de vissen in de toevallig diepe rivier nieuwsgierig naar je kijken. En zelf wens je dat je nu bij de vissen mag blijven. Wel een keer klaar met afwachten hoe deze sprong afloopt. Liever verzuipen dan nog eens springen. Soms weet ik niet eens dat ik spring. Alsof je van de trap afdondert.

Zo voelde het de laatste keer toen lijf me in de steek liet, ik niet meer wist of ik m’n lichaam nog vertrouwen kon. Ik word natuurlijk niet in de steek gelaten. Lijf is geen verzekering tegen het kwaad. Het heet leven. Gezien de omstandigheden heb ik helemaal niets te klagen.
Ik wil even heel gewoon zijn. Niets bijzonders. Niks aan m’n hoofd. Geen vissen.

Dat was een paar weken geleden. Niet boos hoor. Woest. Als ik het teruglees klopt het helemaal. Nu voelt het weer anders. Weet ik dat mijn conditie nog heel veel beter kan worden. Als ik eens een jaar of twee uit de greep van de virusjes kan blijven. Dat ik eigenlijk een boel pech heb. Pech in het verleden is geen garantie voor geluk in de toekomst. Daar kan je alle kanten mee op. Ik wil er maar een. Vooruit.

Huilen en lachen zijn geen tegenovergestelden. Ze doen samen. Het een niet zonder het ander. Dacht altijd dat je verdriet en boosheid geen ruimte moet geven. Er waren toch ergere dingen in de wereld?

Ben klaar voor opnieuw leven. Niet alleen maar in de zin van herstellen. Een nieuw leven kreeg ik al, nu nog opnieuw leven. Dat is wel een mooie gedachte. Sprak iemand over het vieren van je verjaar-dag. Dat klinkt een beetje alsof je binnenkort over de houdbaarheidsdatum bent. Zij vindt het vieren dat je bent geboren een mooiere insteek. Is het ook. Eind september vier ik m’n nieuwe geboortedag. Dan is het twee jaar geleden dat ik een nieuwe nier kreeg.

Denkbeeld

Ik denk dat je er nog bent als je er niet meer bent. Zoals er verbinding is zonder woorden en zonder dat afstand een rol speelt tussen levenden. Vraag me niet hoe. Niemand weet dat. Ik ervaar het zo. Waarom denk ik dit en jij misschien weer iets anders?

Hoe zal het zijn? Kom je aan de hemelpoort en moet je daar nog een laatste vraag beantwoorden. Het aardse ontsnappen. De hemelse escape room. Als ik dat moet doen, of een willekeurig iemand uit Japan wat kan dan de vraag zijn? Als ik in Japan was opgegroeid was ik waarschijnlijk een shintoïst en/of een boeddhist. Dat kan je daar allebei tegelijk zijn.

Denken in wat een ander niet gelooft en jij juist wel hebben we gecultiveerd. Er zit een vrijwel automatisch oordeel aan vast. Je eigen geloof is het ware. Dat lijkt me een nogal betrekkelijke opvatting.

Ik heb er wel een voorstelling van, hoe dat gaat met die laatste vraag.
In de jaren zestig hadden we een kapper. Op woensdagmiddag zat een hele rij jongens langs de muur van de kapsalon. Drie kwartjes voor de kapper en een stuiver voor drop. De Sjors en Sjimmie lezen tijdens het wachten. Als je mazzel had mocht je haren opvegen met een zachte bezem. Het leukste was het luik. Een vierkant in de vloer met een oog aan de ene- en scharnieren aan de andere kant. Aan dat oog zat een koord, dat liep door een tweede oog aan het plafond en weer naar beneden. Trek eraan en het luik gaat open. Daaronder was het zwarte gat, waar eindeloos veel haren in passen.

Die constructie met dat luik hè. Dat zie ik helemaal voor me. Het is geen grimmige gedachte. Moet erom lachen. Er zijn vast gelovigen verknocht aan het denkbeeld van zo’n Kapper. Leuk de boel aanvegen en het luik bedienen. Heidenen in het zwarte gat.

En de vraag dan, die laatste vraag? Het maakt niet uit volgens mij. God, Boeddha en de Kami, de shinto godheden kijken niet zo naar mensen denk ik. Iedereen is welkom.
Ik ben niet katholiek of gereformeerd, geen boeddhist of shintoïst. Ik ben gewoon ‘niks’. En dat is niet weinig. Het wil ook niet zeggen dat ik beter ben dan jij, als je wat anders gelooft.

Ik heb een steen, een groot formaat kiezelsteen. Die ligt in m’n tuin. Ik sleep hem al een levenlang mee. Was 7 jaar toen ik hem vond op een bouwterrrein. Mijn steen. Op de treeplank van mijn step kreeg ik het ding mee naar huis. Hoe lang is ie er al en hoe lang zal hij er nog zijn? Als die steen eens praten kon.

In het shintoïsme kan de steen een natuurgod zijn. Een Kami. Als je dat afgoderij vindt of een lachertje, bedenk dan eens wat je er misschien van zou vinden als je in Japan was opgegroeid.

Warmte

Als ik nu begin over warmte, dan gaat het over de temperatuur. Hitte zou een betere aanduiding zijn. De hittegolf gaat nog wel een weekje duren las ik. Ik ben er geen liefhebber van. Het is 11 uur ‘s ochtends en ik heb net de isolerende dupli’s neergelaten. Nog voor de zon er op staat. Eigenlijk heten die dingen plisségordijnen. Zo te horen heb ik een vette bromvlieg erachter opgesloten. Dat heeft een nostalgisch effect. Ik denk aan het geluid van een in het sluike gras neerploffende peer. Daarna het gezoem van opvliegende vliegen. Ik vroeg me dan af hoe groot de kans is om er eentje op m’n kop te krijgen. Zittend in de schaduw onder de perenboom. De hond, tong uit de bek, naast me. Te warme warmte vreet energie. Sloomheid is het gevolg.

Er is meer warmte. Andere warmte. Waar ik niet sloom van word. Die niet wordt aangevoerd door een hogedrukgebied. Die je voelt als je praat met iemand die je na staat. Over vakantie, over het weer en over hoe het gaat. Gewone dingen. Behaaglijke warmte. Zit ik in mijn nog koele kamer na te denken over warme warmte. De hitte ontvlucht.

Tijdloos

Ik heb een klok. Eentje die al veel tijd heeft aangegeven. Wel genoeg. Het is een tijdloze klok. Hij staat stil. Voor altijd tien voor half vijf. Waarom ik bij die tijd altijd aan het begin van de avond denk weet ik niet. Hij kan wel weer tijd aangeven. Nieuw batterijtje erin. Daarom alleen al mag hij stilstaan. Het originele opwinduurwerk is ooit vervangen door een modern exemplaar. Vernieuwing was hier geen vooruitgang. Wat heb je aan een klok die nauwkeurig de tijd aangeeft als ie mooier is zonder tijd. Tijdloos.

Ik heb het opgezocht: tijdloos – bijvoeglijk naamwoord uitspraak: tijd-loos 1. niet aan tijd gebonden ♢ die mantel van haar is tijdloos, hij raakt niet uit de mode Bijvoeglijk naamwoord: tijd-loos … is tijdlozer dan … de/het tijdloze …

Klopt niks van, van die definitie. Neem alleen het woord ‘mantel’. Het is ook niet het tijdloos dat ik bedoel. Dat heb ik vaker. Dat ik iets bedoel en dat er geen definitie voor is. Dat is goed. Niet alles wat je weet of wat je voelt kan je in een vakje stoppen. Dat houden we zo. Ik ben niet van de vakjes. Dat is wel eens lastig. Als ze niet goed weten in welk vakje ik pas. Dat is niet mijn probleem.

Die klok is zo’n gevoel. Dat weet ik. Ik ken hem allang. Stond ie te tikken en op tijd te zijn in een stille voorkamer. Daar kwam je niet op klompen. Die was voor de koffie op zondag en voor verjaardagen. Jenever met een schepje suiker en een piepklein lepeltje. Ik mocht ’s zomers de loodgroene luiken dichtdoen. Met een ijzeren schuif ervoor. Aangenaam koel en donker binnen. Je hoort de klok dan meer dan je hem ziet.
Het mag best een beetje tijdlozer.

Bos

Ik heb jarenlang bospercelen op de Veluwe in kaart gebracht. In een tijd dat GPS nog duur was. Te duur om ter beschikking te stellen aan een vrijwillige bosschouwer. Het resultaat moest zijn een kaartje waarop nauwkeurig ingetekend wat er groeit en leeft in het betreffende perceel. Denk aan vogelsoorten, haviksnesten, hulstbegroeiing en mierenhopen. Daarmee kan de FSC (Forest Stewardship Council) certificatie van het bos en daarmee van het te oogsten hout worden gewaarborgd. Het lukt sommige bosaannemers ondanks dat om alles ‘schoon’ op te leveren. Waar bomen gehakt worden vallen spaanders.
De kunst was om me te oriënteren in het bos en telkens de juiste locatie te bepalen. Nu niet gelijk roepen dat je wel snapt waarom die aannemers alles platwalsten. Nee, als je weet hoe kan je tot op enkele meters nauwkeurig bepalen waar je bent. Aan de hand van een geschikt kaartje.

Je moet kijken. Op een andere manier dan alleen maar door het bos wandelend. Je moet er letterlijk bij stilstaan. Observeren, horen, zien. Dan gebeurt er iets moois. Het bos begint te leven waar je bij staat. Het bos gebeurt. Je ziet dat een specht na tien minuten terugkomt bij een boom, dat de zwerm Kepen telkens neerstrijkt in hetzelfde struweel. Als het begint te hagelen hoor je de hagel ruisend op het afgevallen blad dichterbij komen. Je hoort zacht geritsel in het blad. Even later zie je een bosmuisje scharrelen. Je voelt het bos.

Een FSC-keurmerk voor het bos is nuttig. Misschien is een keurmerk voor je eigen leven ook wel wat. Niet met door anderen opgelegde regels. Juist niet. Helemaal geen regels. Een beetje stilstaan bij jezelf. Filosoferen over de waarde en de inhoud ervan. Vind ik moeilijk. Vaak zie ik door de bomen m’n eigen bos niet meer. Dan wandel ik door mijn leven in de veronderstelling dat ik erbij stilsta. Ik voel verzet en teleurstelling. Boosheid en verdriet, zoals twee weken geleden. Ga er maar even bij stilstaan als je alweer in het ziekenhuis wordt opgenomen. De lijdzaamheid was deze keer ver te zoeken. Ik kreeg vroeger altijd te horen dat er nog veel ergere dingen zijn in de wereld. Nou, daar knap je dan gelijk van op.
Waar zit dan de draai, zodat mijn eigen bos begint te leven? Stel je voor, je loopt door een echt bos en je gaat er deze keer eens goed bij stilstaan. Alleen vandaag geen Keep te zien, Die verdomde specht komt niet terug. Sterker nog, helemaal geen spechten vandaag. Hulst en bosmuisjes? In your dreams! Niks hagel, je regent gewoon zeiknat.

Ik moet er om lachen als ik het schrijf. Boosheid en frustratie zitten me in de weg. Duurde even eer ik dat wilde erkennen. Het eerste deel van deze blogpost had ik zo geschreven. Heb er een paar dagen over gedaan voordat ik begreep hoe de andere helft eruit moest gaan zien. Ik schut ze ook niet zomaar uit m’n mouw. Wel fijn, dat als ik het aan jou wil vertellen ik er zelf bij stil moet staan.

Regen

Buiten lopen ze in de regen. Op weg ergens naar toe. Of gewoon nergens naar toe. Waar ga je heen? Oh nergens. Ik zie ze voorbijkomen. Vanaf een mooi hoog plekje. Een cappuccino halen zou kunnen. Twee minuten lopen. De trap af en een lange gang door. Alleen nu even niet. Mag m’n kamer niet uit. Soort eenzame opsluiting. Strikte isolatie heet het. Wel af en toe wat aanspraak. Praat ik met iemand in een lichtgroene isolatiejas, blauwe handschoenen en een mondkapje. Even een nieuw infuus aansluiten. Ze zijn lief voor me. Als ze tijd hebben en dat hebben ze eigenlijk helemaal niet komen ze toch even een praatje met me maken. Mooie mensen.


Ik zat te tellen. Dit is week zestien in de afgelopen drie jaar. Zou ook een gemiddelde vakantie kunnen zijn. Ik had stevig de pest in toen ik vrijdag hier kwam. Al snel bleek dat ik mocht blijven. Besmettelijk en onbehandeld voor mij levensbedreigend. Kan er ook blind van worden. Dat is alleen jammer als je niet doodgaat natuurlijk. Het gepiep van de infuuspomp haalt me uit mijn concentratie. Ik probeer gewoon verder te schrijven door je dat te vertellen. Wordt dit nu een zielige blogpost? Nee, denk dat maar niet.
Ik heb zin om in die heerlijke druilige regen te wandelen. Nergens heen. Expres door een plas lopen. Ik zie zwaaiende ruitenwissers. Mensen die raar lopen naar hun auto. Een soort hardlopen. Ze mogen hier wel even droog zitten van mij. Kunnen ze gelijk een cappuccino voor me halen. Zorg ik voor een goed gesprek.
Vrijdag mag ik naar huis. Als het goed blijft gaan. Buienradar zegt dat dan de zon schijnt. Zal je zien, heb ik een keer zin in regen.