Piepjong

Piep is een jonge muis. Op hem slaat de uitdrukking piepjong. Tintje, zijn vriendin, associeert het meer met eventuele nakomelingen, zegt ze. Zover ben ik nog niet, roept Piep dan. Tintje hoeft maar een wenkbrauw op te trekken.
Ze denken wel eens na over oud worden, hoe je dat doet en of je er ook maar enige invloed op hebt. Volgens Tintje word je het al doende als je gezond blijft. Maar is het ook leuk om een oudere of oude muis te zijn? Piep kan zich er niet veel bij voorstellen, zo veel plannen nog en zoveel dingen te doen. Dan heb je helemaal geen tijd om oud te worden. Piep is nog niet eens op een derde van zijn muizenleven en het voelt of hij er al een eeuwigheid is.

Als je het telt in kerstbomen dan krijg je meer idee van de tijd. Dan moet je nog meer dan twee keer zoveel kerstbomen kopen en versieren dan je er tot nu toe binnen hebt gezet. Of die nepper hebt uitgeklapt, maar dat is hetzelfde.
Tenminste, als je zo oud wordt. Heeft het zin om daarover na te denken? Of word je daar somber van? Zo van oud en gebreken. Volgens Tintje komt er op den duur meer rust in je leven, als je ouder wordt. Je gaat de dingen beter begrijpen, vooral jezelf. Door je af te vragen waarom je iets doet of voelt. En wat dan je drijfveren zijn.

Je doet veel dingen omdat het zo hoort, dat heb je geleerd. Denk je. Je hebt je alleen nog niet zo vaak of goed afgevraagd waarom iemand anders vindt dat het zo hoort. Dat jij je zo gedraagt en zo voelt. Daar begon het. Daarna ging je dat regeltje op jezelf toepassen en dat was het. Aanpassingsvermogen heet dat. Voor als je iets wilt bereiken.

Wat zit je afwezig te kijken? Vraagt Piep. Oh niks, of juist niet niks. Ik vroeg me af wat we willen bereiken. Piep z’n snuitje is een en al vraagteken, bereiken? Ja, bereiken en waarom eigenlijk.
Samen oud worden? Vraagt Piep. Is dat wat je bedoelt? Nee, zegt Tintje, want je weet het nooit. En als het niet lukt dan word je ongelukkig. Niet samen oud worden dan? Nee, nee Piep doe eens rustig.

Het gaat denk ik niet om doelen halen en er dan pas gelukkig van worden. Want dat is ongeveer een recept voor teleurstelling frustratie en verdriet. En die overkomen je waarschijnlijk toch wel ergens onderweg. Dan hoef je er niet nog eens extra je best voor te doen.
Het gaat meer om die rust in je leven, zegt ze. Kijken, zien en zijn. Proberen uit jezelf te stappen om naar binnen te kijken bij jezelf. Wow, zucht Piep, je blaast me van mijn sokken. Tintje lacht, je hebt nog wel tijd hoor. Je kunt het niet versnellen, maar gebruik wel elke dag.

Dan merk je dat samen koffiedrinken belangrijk is, dat het eigenlijk minstens zo belangrijk is als werken en iets bereiken.
Ok, zegt Piep, koffie? Ja, daar ben ik wel aan toe.

Melk

Hoe melken klinkt, het geluid van de melk in de emmer. Ken je dat? Hoe verse melk schuimt en ruikt. Hoeveel werk het is om een paar koeien met de hand te melken. Een schone doek over de melkbus om de melk te zeven. Dat de poezen al klaar staan omdat de melk uit de uitgeknepen doek voor hun is. Een houten melkrek waar de schoongespoelde melkbussen op liggen.
Zomers is er geen frisdrank, maar in de kelder staat altijd een kleine melkbus met karnemelk. Er hangt een pollepel in. Mag je van drinken als je dorst hebt. Vind ik nog altijd lekker, karnemelk.

Melk, een paar koeien een boerderij. Om van te kunnen leven. Voeding, gezondheid en inkomsten. Melk is voor kalfjes? Ja natuurlijk, maar niet alleen maar.
Mijn grootouders waren boeren en leefden van het vee en van wat het land opbracht. Veevoer kwam van hun eigen land. Gras en hooi en mangels (voederbieten) voor de winter. Een stal met vier koeien ruikt lekker en is warm in de winter. Als ik in bed lig hoor ik ze. Doe de deur op de overloop open en je staat op de hooizolder boven de koeien. Nieuw hooi nodig? Je schuift gewoon een plak van een hooibaal over het randje en dan ploft het zo in de stal voor de koeien. Naast een hoopje mangels en de bietenmolen. Moet je met de hand aan een slinger draaien. Het klinkt als een ouderwetse snijbonenmolen keer tien.

Er zijn veel landen waar ze nog op deze manier leven. Waar koeien en melk een levensvoorwaarde zijn. Een bestaansrecht.
Bio-industrie is me een gruwel. Waardeer echte boeren en met respect gehouden koeien en lekkere melk. Doe havermelk in je koffie als je dat beter vindt.

Bij me

Iets positiefs voelen voor iemand is een. Het uitspreken is wat anders. Hoe meer je opgroeit en leert hoe het hoort hoe minder je dat doet. Het voelen nog wel, zeggen niet meer. Woorden als gênant en schaamte en een gedegen opvoeding brengen je dat wel bij. Het kan zover komen dat je gevoel er helemaal uit gaat. Ratio is het toverwoord. Gebruik je verstand en gedraag je. Dan heeft oprechtheid en zuiverheid niet veel kans.

Het is goed om vooraf te bedenken wat je woorden voor effect zullen hebben. Ik heb trainingen gevolgd om dat kunstje onder de knie te krijgen. De klank van je stem, je houding en lichaamstaal, daar kan je geld mee verdienen.
Achter die sluwe cursussen zit het besef wat het effect is van oprechte belangstelling. En de wens om die als een goed acteur te veinzen. Alles voor een carrière. En voor de omzet van het bedrijf. Gelukte kunstjes werden met champagne gevierd, weer een dikke deal gescoord. Toen ik doorkreeg dat ik er goed in kon worden en dat werd aangemoedigd, vielen er een paar kwartjes.

Het gevoel de boel te moeten belazeren kreeg de overhand. Van het ene op het andere moment heb ik er een punt achter gezet. Tot verrassing van sommigen.
Hoe het wel echt kan zie je bijvoorbeeld in kinderen. De uitspraken die ze doen en hoe ze zich als zichzelf gedragen. Zegt de ene kleinzoon toen hij drie was: opa woont niet meer in het ziekenhuis. Kreeg ik tranen van in mijn ogen. Hij is nu vijf en zegt regelmatig: ik vind je lief.
De andere van twee strekt zijn armen naar me uit en zegt: bij me. Ik til hem op en hij slaat zijn armen om mijn nek.

Hoe vaak zou jij tegen iemand willen zeggen ‘bij me’, of ‘ik vind je lief’? Veel vaker dan dat je dat ook werkelijk doet, denk ik. Zo werkt het bij mij. Er zijn ongeschreven regeltjes in m’n hoofd, die maken dat ik het niet doe. Wel tegen mijn (klein)kinderen natuurlijk.

En als ik het al eens durf bekruipt me het gevoel dat ik het moet uitleggen, het moet afzwakken. Dan zeg ik er bijvoorbeeld bij dat als ik het nu niet zeg, wanneer dan wel? Dan wordt het al wat gemakkelijker. Nu die regeltjes nog even uit mijn hoofd krijgen.

De dam

Het regent als ik dit schrijf in een piepklein dorpje tegen de Italiaanse grens. Het grappige aan zo’n grensgeval is, dat je hier om de hoek honderd keer op een dag de grens over kunt. Geen douanebeambte te bekennen. Niet aan de Zwitserse kant noch aan de Italiaanse. Een paar kilometer verderop bij Ponte Tresa is er wel controle. Loop je kans dat je bagage wordt gecontroleerd, door Zwitsers natuurlijk.
Boodschappen doen we in Italië. Het vakantiehuis heet Bella Vista en dat héb je ook als de zon schijnt. Het weggetje naar het huis is nooit bedacht om er met een normale auto te rijden. Er zit een bocht in waar je twee keer moet steken om erdoor te komen. Wil je weer weg, dan moet je doorrijden tot het einde van het weggetje. Daar kan je met wat geklungel keren en weer naar beneden rijden. Door die bocht natuurlijk. Italiaanse toestanden en toch mooi. Juist daarom.

De sprinkhanen zijn van reuzeformaat en zitten tegen het raam. Kan je ze goed bekijken van binnen uit. Ze doen niets verkeerd anders dan daar zijn, ze zijn echt heel groot en fladderen als vogeltjes. Als je graag insecten eet, dan heb je aan drie stuks al een aardig voorafje. Een paar erbij en je hebt een hele maaltijd. Doe mij maar een pizza. En een glaasje wijn.

De zon schijnt hier ook hoor, zoals nu. Eind oktober. Het is een dag later. We zijn naar een beroemde stuwdam geweest, die uit de James Bond film GoldenEye. Een akelig hoog en stijl ding. Je hoort en ziet de bungyjumpers krijsend en gillend springen. Ik beleef er mijn eigen spanning. Ben bewust meegegaan erheen, ondanks spontane tegenzin. Ik wil de confrontatie aangaan. De dreiging ervan voelen en weerstaan.

Een stuwdam met een immense hoeveelheid duisternis erachter. Dat was mijn metafoor van wat ik verdrong. Totdat die dam tenslotte brak en ik werd weggespoeld door de herinneringen. Een half leven duurde het voor het zover was. De dam kon breken omdat ik zover was dat ik het zou kunnen verdragen, zeiden ze.
Dat voelde anders. Depressiviteit, jaren lang. Een potentieel dodelijke ziekte. Ik ben er nog en gebruik nu de andere helft van mijn leven om weer mezelf te worden.

Als ik daarna door een paar uitdagingen v.w.b. mijn gezondheid alsnog een paar keer over het randje loop, dan is er niet veel meer nodig. Niet veel om van het leven te genieten als nooit tevoren. En dat lukt.
Dan is regen fijn en zon nog veel mooier. Dan leer ik de mens achter mensen te zien.
Daar kan ik een heel verhaal over houden. Dit plaatje doet het verhaal, ik zit met een cappuccino op het terras van m’n huis en zie en voel dit:

De dam is nu gewoon een dam.

Buitenkraan

Het is nu niet nodig want het valt uit de lucht. Met bakken. Zomers komt het uit de muur, schijnbaar uit het niets. Je draait ergens aan en je bent zeiknat omdat de slang er niet goed op zit. Op je buitenkraan. Gieters vol heb ik gegeven aan de plantjes die smeekten om vocht deze zomer. Nu zijn ze al bijna in winterslaap en worden ze even gewassen. Water uit de lucht.

Stel jouw context is dat water uit de lucht komt, van je bananenbladeren dak afdruppelt of als een rivier voorbij stroomt. Dat je nog nooit een kraan hebt gezien laat staan er eentje hebt opengedraaid. Dan weet je niet wat je ziet als er water uit de muur komt, uit de buitenkraan. Dat gaat dan je voorstellingsvermogen volledig te boven.

Nu is water water en dat blijft het altijd. Het kan verdampen, wordt een wolk en daarna regent het weer op je hut in het bos. De druppels lopen de rivier in op weg naar de zee om op een bepaald moment weer te verdampen. Een kringloop. Niet bar ingewikkeld, als je weet hoe het zit. Of het komt gewoon uit de muur.

Ik raak er niet over uitgedacht of ik zelf onderdeel ben van een kringloop. En hoe dat dan zit. Ik kom uit het niks en ik verdwijn op een bepaald moment in het niks. Maar hoe niks is dat dan? Het gaat mijn voorstellingsvermogen te boven.
Ik kan er allerlei wetenschappelijke theorieën tegenaan gooien. Geloven hoe het zit omdat het in een boek staat. Maar uiteindelijk weet ik het nog steeds niet. En jij ook niet.
Water kan niet over zichzelf nadenken, niet zich bewust zijn van zichzelf. Dat is een prettige omstandigheid voor water denk ik. Je druppelt, stroomt en verdampt gewoon lekker en dat is het. Oneindig natuurlijk.

Ik kan er wel over nadenken er over schrijven zelfs. Dat voelt eigenlijk best goed. Dringt zich de vraag op af het ook oneindig is. Hoe oneindig ben ik?
Iets om over na te denken misschien. Ik dacht vanochtend laat ik het eens opschrijven en het aan jou vragen. Vertel me als je weet hoe het zit.

Verbonden

Je telefoon gaat, je neemt op en hoort nadat je je naam zei: sorry verkeerd verbonden of: ik heb een verkeerd nummer gedraaid. Die uitdrukkingen, vooral de laatste, liggen ouderen in de mond bestorven.
Ideetje voor een gadget voor je mobiel, geen toetsen maar een digitale draaischijf. Kan je leuk op de retrotour. Heb je misschien minder de neiging om te bellen, want je hebt zo een verkeerd nummer gedraaid.

Verbinden, al of niet verkeerd, is overal. Als je met de trein moet heb je natuurlijk een slechte verbinding. Kan ook met je smartphone, als je begint te schreeuwen. Dat duidt in sommige gevallen op een slechte verbinding. Ga je in Italië naar het ziekenhuis, sta je buiten en is je verkeerde pols ingezwachteld.

Soms heb je geen verbinding, met niks en met niemand. Dan staat je telefoon uit of je hebt geen bereik.
Geen bereik ligt aan je provider of de afwezigheid van een zendmast in de buurt. Voor je smartphone dan.

Je hebt zelf ook bereik, om te kunnen verbinden. Met iemand anders. Kan aan en kan uit. Misschien sta jij wel uit zonder dat je er erg in hebt. Je bent zendmast en ontvanger tegelijk, als je wilt
Verbinding. Met iemand anders. Dat is mooi. Maar moeilijk! Nee, denk het niet. Het is voor jou niet weggelegd en die anderen hebben geen belangstelling? Geloof ik niet. Tip: zet eerst je ontvanger eens aan. Dat gaat bijna letterlijk. Begin met niet iets te vinden van die ander. Laat maar binnenkomen. Wees een beetje nieuwsgierig.

Je zegt nooit iets verkeerds? Misschien onbewust toch wel. Een fronsje, een licht optrekken van je wenkbrauw, even wegkijken en je hebt een heel verhaal verteld. Of een nietszeggende uitdrukking op je gezicht. Je zegt de meeste dingen zonder dat je een mond opendoet. Ogen kunnen praten. Het zijn echte kletskousen.

Het is wie je bent. Laat maar zien. Jezelf. De meeste mensen zijn best aardig. Helemaal als jij dat ook een beetje bent. Finetunen en filteren komt daarna. Je hoeft echt niet met iedereen te verbinden. Zeker niet met stoorzenders. Jij kiest. Soms kom je dan iemand tegen die je nog nooit hebt ontmoet en die je toch al je leven lang lijkt te kennen.

Fazant

Ik had hem de avond ervoor al zien scharrelen rond ons vakantiehuis. Mijn kleinzoons sliepen al. Nu was het in de vroege ochtend en zaten ze aan hun ontbijt. Een heuse Texelse fazant. Met zijn kenmerkende rode kop en dat hese geluid. Het leek me een aardig tam beestje.
Kom vlug voor het raam kijken, zei ik. Een halve broodkorst van het bordje van de jongste grissend. Even de fazant voeren, kijken of hij dichterbij komt. Onderweg naar de tuindeur voelde ik dat ik die moest opendoen met mijn linkerhand. De broodkorst was rijkelijk voorzien van biologische aardbeienjam.

De fazant keek op en deed een paar stapjes in mijn richting. Ik trok een klein stukje van de broodkorst en gooide dat wel gemikt naar de fazant. Het stukje brood kwam wegens grote plakkracht slechts anderhalve meter van mijn voeten op de grond.
Geen probleem voor de fazant. Het enige wat telde is dat hij moest zien waar het brood de grond raakte. Anders bleef hij me aankijken. De aardbeienjam beviel hem blijkbaar. Het was een beetje een verschoten fazant, met vale veren. Alsof hij wat te lang in een etalage in de zon had gelegen.
Achter het raam werd genoten en gewezen. De fazant kwam bijna op aaiafstand. Ik zag iets vreemds op z’n kop. Een metalen sprietje, zo groot als een halve speld en even dun. Als een antenne midden op zijn kop.

Over het schelpenpad kwam een golfkarretje met aanhanger aangereden. Met een energiek ogende jonge vrouw achter het stuur. Deze ochtend was vol verrassingen.
De fazant liep naar het karretje en plofte halverwege neer in het gras. Uit de aanhanger sprong iets wat leek op een vos. De vos pakte de roerloze fazant voorzichtig bij zijn nek en deponeerde hem in een mand op de aanhanger. De vos had ook al zo’n sprietje op zijn kop.

Wat verdwaasd en met een leeg gevoel ging ik naar binnen en waste de jam van mijn handen. Ik liep doelloos door de gang naar de voordeur. Keek in het voorbijgaan even in de spiegel. Geen speldje te zien. Wel dat bobbeltje bij mijn linkeroor. Ik deed de voordeur open en liep naar het wachtende golfkarretje. Hallo, zei ze, kom maar naast me zitten. Daar had ik nog precies genoeg energie voor. Er stak zo’n naaldje als een piercing door haar oor.

Ik hoorde nog uit de voordeur: Opa! Ooohhpaa! Waar ga je naar toe, ik wil met je mee!

Zoemend zette het golfkarretje zich in beweging. Over een uurtje zou ik weer terug zijn en zou de fazant ook weer vol energie scharrelen tussen de struiken, zei ze.

Dat uurtje later bij de koffie vroeg de oudste: waarom mocht ik niet mee opa, ik riep je nog? Oh, ik was zeker al te ver weg. We gaan zo naar Ecomare, kijken naar het voeren van de zeehonden. Ga je mee?

Wind mee

Herfststormen, zijn ze er nog? Het is net september en nu al herfst. Maar stormen ho maar. Niet eens regen. Zet je winterbanden maar op marktplaats, die heb je niet meer nodig. Kan je nog even mee wachten, maar dan verziekt het grote aanbod van gebruikte winterbanden de prijs.

Het leuke van een flinke storm is wind mee. Ik woonde aan de kust. Heen naar school was niet heel grappig. Pal west, wind van zee op je kop. Terug naar huis was altijd al leuker. Maar met wind mee helemaal mooi. Ik hou van wind mee.
Ik heb ook een tijd in Groningen gewoond. Hoe het kan weet ik niet, daar heb je altijd wind tegen. We zijn verhuisd.

Ik heb wind mee. Zonder storm. Geen zuchtje zelfs. Ik besloot om te stoppen. Heb en halve nacht wakker gelegen om tot de conclusie te komen dat het niet meer lukt. Mijn moestuin. Het was een goed besluit, anders was ik nu niet zo blij geweest.

Ik ben fit genoeg om in de moestuin te werken. Kan gewoon alles. Alleen best wat minder lang. Het is net als met je oude smartphone, is ie leeg dan is ie leeg. Dat ging ook zo met het werk in de tuin. Al mijn energie ging erin zitten, 24 uur opladen en zo weer leeg. Heb al drie keer een stuk van de tuin afgedaan. Tuinder zijn op een postzegel, daar heb ik geen zin in. Ik vermijd het woord tuinieren in geval je het nog niet doorhad. Rozen snoeien en een gazon onderhouden is niet mijn stiel. Ik ben meer een old school groenteboer.

Dan rest me nog maar een stap. Stoppen ermee. Zo gezegd en zo gedaan.
Ik heb een gave schaftkeet op de tuin staan, je weet wel zo’n pipowagen. Handig ding, ook fijn om in te zitten als het klettert van de regen. Dan is er vaak helemaal niemand in de buurt. Mijn tuin ligt een eind van de weg. Lekker lezen of een beetje dagdromen daar is heerlijk. En dan moet je er afscheid van nemen. Gaat me echt aan mijn hart.

Ik ben ooit al eens naar m’n tuin gelopen midden in de winter om afscheid te nemen. En vooral om te vertellen dat ik weer graag terug wilde komen. Ik was ziek en hoopte dat het toch goed zou komen. Dat gebeurde gelukkig ook. Niet mijn verdienste wel veel geluk, een geschenk.

Nu was mijn voornemen om er voorgoed een punt achter te zetten. Achter die tuin. Dus verkopen die keet. Afspraak gemaakt om bij een kopje koffie dat te regelen. Ik had al eens gepolst of ze belangstelling hadden.

Een uurtje later ging ik naar huis met wind mee. Nee, met windkracht 10 in de rug. En het waaide niet eens. ‘Zullen we het samen doen, jouw tuin’, was de vraag. Samendoen! En of ik er dan eens goed en lang over wilde nadenken en m’n besluit nog wilde overwegen. Dat deed ik. Twee uurtjes later was ik uitgedacht. Bijna te mooi om waar te zijn. Maar wél waar. Een tuinmaatje.

Ik kan mijn tuin houden en de keet en mijn passie voor groenteboer zijn. Niet met alleen wat hulp of zo. Het is nu een tuin van ons en dat is echt anders.
Zit ik me gek genoeg af te vragen waar ik dat aan heb verdiend. Ik heb het niet verdiend, het is geluk, een geschenk.

Net als wat ik wel vaker hoor van mensen die mijn gezondheidsperikelen een beetje kennen: ‘je hebt wel erg veel pech gehad’.
Ik heb juist heel veel geluk. Ik ben er nog steeds en gezond! Ik ben blij, verwonderd, ik leef en geniet ervan. Wind mee!

Koffie blues

Het voelt als een kop koffie te veel, maar dan zonder de koffie. Je staat er mee op of het is er ineens. Geen idee waar het vandaan komt. Wel en vooral dat het er is. Onrust.
Waar je anders je gewone gevoel voelt is er iets akeligs dat je telkens onder water trekt. Verdomme, er is niks gebeurd en toch wel. Maar wat dan? Was het een droom die ik al vergeten ben gelijk met het wakker worden? Dat berichtje in de krant of die geur van verbrande koffie van de buren?

Wat dan ook, het zijn niet de aanwijsbare dingen zelf. Ze raken iets aan. Wàt het doet maakt weinig uit. Wat me hindert is dat er iets aan te raken is in mij met dat kutgevoel als resultaat.
Zijn het oude regeltjes er ingestampt op school, in de kerk of in m’n ‘opvoeding’. De aanhalingstekens in de vorige zin vertellen hun verhaal terwijl ik het schrijf, realiseer ik me. Oud zeer. Maar ook niet oud, want het is er nog.

De onrust is meer dan alleen dat. Het is ook onvrede. Dat is niet hetzelfde als ontevreden. Ik proef boosheid, woede zelfs en verdriet. En dat allemaal op de achtste tropische dag alweer dit jaar. Ik zie het verband daarmee niet. Heb het gevoel dat het er wel is. Maar waarom en wat dan?
Ik zit vandaag meest binnen, want buiten is het me te warm. Dat is jammer, ik baal ervan. Ik ben geen binnenzitter.

Ik kom in de buurt. In de buurt van waar het vandaan komt. Een alinea of vijf terug had ik nog geen idee. Slechts de drang om het te schrijven. Vertellen. Ik wil dan geloven dat ik het voor jou schrijf. Misschien is het wel meer voor mezelf. Je mag het lezen hoor.

Ik vertelde gisteren aan iemand dat er vroeger altijd een dooddoener was als ik oprecht verontwaardigd of boos was thuis. Wat ze me ook geflikt hadden, het antwoord was dat ik dankbaar moest zijn. Godverdomme, dankbaar. En dat uit de mond van vrome huichelaars. Die ‘opvoeding’ hè.
Ik word weer boos en voel tegelijk de onrust verdwijnen.

Ik ben wel degelijk dankbaar. Maar dan voor het inzicht dat ik heb verkregen door de jaren heen. Ik kan het rotgevoel nu duiden, er mee omgaan en het weg laten vloeien, door het op te schrijven en met je te delen.

Het zou me niet verbazen als je er iets in herkent. Op jouw manier.

Nokia

Het is net half augustus en de eikels vallen van de boom. Het waren eerder altijd de mussen die uit de dakgoot vielen. Dat kan niet meer, vandaar dat de eikels het voortouw nemen. De dakgoot is zo heet dat geen verstandige mus op het randje gaat zitten. Trouwens, wanneer heb jij voor het laatst een mus gezien?
Duiven ja, van die dikke duiven. Ze vreten alles wat los en vast zit en dat komt er ook weer uit. Ze deden het al eens met het overschot aan ganzen. Paté van maken.

Niet aan mij besteed. Net zoals salami, gedroogde Grunniger worst of Achterhoekse Naegelholt. Dat laatste heet in Italië Bresaola. Allemaal heel erg lekker, maar of niet voldoende verhit bij de bereiding (paté), of gewoon nog steeds rauw vlees. Dat betekent dat eventuele virussen en bacteriën nog leven. En zo eventueel is dat niet.

Dat is niet erg, er is heel veel lekkers te koop. Enorm veel soorten kant-en-klaar producten. Met bergen zout erin dan weer wel. Soep dan, ik denk dat ze in de fabriek beginnen met een grote ketel bremzout water en dat ze er niet veel soeps aan toe voegen. Beetje bindmiddel, gelikt etiketje of kleurige verpakking en hup. Soepje dat pijn doet aan je nieren.

Koop je toch gewoon verse spullen en maak je zelf een soepje of een gerecht. Dat is de oplossing. Bijna dan. Ik wil graag goede smaak met heel weinig of zonder zout.
Ik daag je uit, kook ook eens zonder zout dan én zo dat iedereen zegt dat het lekker is. Je gaat een ontdekking doen. Veel van dat verse spul is niet te vreten zonder zout. Verse groenten met de smaak van niks. Aardappels die er wel als aardappels uitzien, maar helemaal niet naar aardappels smaken. Weet jij nog hoe echte piepers smaken? Melk met de smaak van niks, een soort aanvaardbare frisdrank.

Genoeg gemekkerd. Ik houd het bij mijn biologische moestuin. Met groenten van het seizoen mét smaak. En waarom niet? Ik zoek soorten uit op smaak i.p.v. op teeltgemak en het gemak van fabrieksmatige verwerking. Het is echt waar, een kromme komkommer smaakt net zoals een rechte. Je kan ze alleen niet kopen in de supermarkt.

Voor de rest van het seizoen, als er niet zo veel in mijn tuin staat is er de biologische groentewinkel. Biologisch uit een potje of blik is ook lekker, alleen gaat er dan toch weer veel zout bij En waarom zou je? Dat is een gemiste kans. Ik ben zo gek en ga dat vragen bij leveranciers/producenten. Het antwoord is dat de consument dat zo wil. Eikels, die producenten en ook best wel veel consumenten.

Het ware verhaal is dat we niet beter willen weten en dat is pas dom. Als je dat met alles doet, dan bel je nog steeds met je oude Nokia. En waarom doe je dat dan weer niet?

Er worden nieuwe smartphones ontwikkeld omdat jij bereid bent om ze te kopen. Doe dat dan ook met lekkere groenten. En dan zeg ik niet eens dat het biologisch moet zijn. Beetje gif op het menu elke dag moet kunnen.