Struisvogel

Het gesprek liep gewoon zo. Sommige gesprekken moeten ergens over gaan en andere gaan ergens over. Niet bedacht en zonder specifiek onderwerp. Het zijn de leukste vind ik. Spontaan kletsen met een vriend of vriendin. Ik ben geen prater in groter gezelschap. Het gelul van de doorpraters in zo’n groep hindert me. Geluidshinder. Toch klets ik je soms de oren van het hoofd. Ik heb in de loop van de jaren geleerd dat luisteren belangrijk is. Anders hoor je niets. Als je gesprekspartner begint te geeuwen is het te laat.

Heeft wat met leeftijd te maken, luisteren. Voor mij. Niet in de betekenis van gehoorzamen. Dat is aan mij niet besteed.

Ik geniet van luisteren. Alleen al dat iemand aan je wil vertellen. Dat is een gunst. Je moet niet luisteren, je mag het.
Het gesprek ging over vrienden zijn. Wat dat is. Wat anderen ervan denken en dat dat er niet toe doet. Wel dat ze het aan jou laten merken, door opmerkingen, vragen, een opgetrokken wenkbrauw. Ik heb geen behoefte aan hun oordelen. Er zit soms van alles in, jaloezie en onbegrip, vooral of het wel hoort, die vriendschappen.

De meeste van mijn vrienden zijn vriendinnen. Dat voedt kennelijk de afgunst van anderen. Kinnesinne, hoe doet ie dat? Het valt een beetje buiten hun bereik vrees ik. Ik ga het ze niet uitleggen, er is niks uit te leggen.
Met vriendinnen heb je mooie gesprekken, kan je fijn samenwerken. Het hoort bij de mooie dingen. Ik ga niet met ze naar de kroeg en zonder ook niet.

Mijn vriendinnen zijn recht voor z’n raap. Geen volgzame types. Daar houd ik van. Ik liep van de week een beetje te strompelen. Een lichte blessure door overbelasting. Zeg ik: ik lijk wel een oude man. Ben je ook zegt ze, maar wel een leuke hoor.

Een leuke oude man, ja hoor. Vertel het aan niemand. De blessure is nog niet over, maar ik loop weer als een kievit.
En als je het moet inzien? Dat je in je hoofd altijd dertig blijft en dat je lijf glimlacht om die onzin? Niet aan toegeven hè, niet doen! Dan heb je de eeuwige jeugd. Als een struisvogel die vanwege z’n stramheid zijn kop niet meer uit het zand krijgt.