Pepernoten

Eind augustus kan je ze al kopen. Met of zonder chocoladedip. In soorten, maten en smaakjes. Ik ben een pepernotenliefhebber. Probeer elk jaar ze links te laten liggen. Half oktober bezweek ik voor de verleiding. Het waren ‘de originele pepernoten’ van die beschuitboer, je weet wel. Dat was mijn geluk. Ik hoef ze nooit meer.

Ze waren ovengebakken, dat roept al direct vragen op. Hoe wou je ze anders bakken dan? Daardoor wel extra knapperig staat op de verpakking. Inderdaad, kneiterhard met een donkerbruine finish. Tot slot ook nog met een stevig bittere nasmaak.
Ik denk dat de betreffende koekenbakker zijn oventje even te lang uit het oog verloor, koffiedrinken of zijn handen wassen. Meer waarschijnlijk, aan het appen.

Ik ben mijn verlangen naar pepernoten helemaal kwijt. Ik weet zeker dat al die bakdeskundigen de halve dag zitten te appen. Daarom flikkeren ze de pepernoten tegenwoordig in de chocolade. Dan proef je ze niet meer.

Van het een komt het ander. Als geen pepernoten wat dan? Krijg ik spontaan visioenen van rijste slagroom vlaai. Vla hoor je te zeggen volgens Limburgse deskundigen.

Kijk ik net op de site van een supermarkt en zoek op ‘gebak’. Lees ik dat ze wel honderd soorten hebben en ik word uitgenodigd om het in de winkel te komen bewonderen. Pech voor mij, ik kom niet in supermarkten. Is me te link al de niesende, kuchende en besmettende medemensen. Hun kuchje is mijn longontsteking. Ik overdrijf een beetje natuurlijk, maar zo werkt het wel. Een virusje en daarbij nog een longontsteking kostten me al eens vijf weken ziekenhuis.

Ik heb nog steeds zin in een flink stuk rijstevla met slagroom. Alleen is er niemand die vandaag nog naar de winkel gaat. Ik denk dat ik zo twee haverkoekjes neem, vezelrijk en ook wel lekker toch?.

Gesorteerde koekjes

Moest ik toen ik klein was halen bij de bakker, 200 gram gesorteerde koekjes. Mocht ik niet zeggen welke koekjes ik zelf wilde. Ze waren lang niet allemaal lekker. Helemaal niet die van dat droge zanderig spul met zo’n gekleurd taai kleefplekje in het midden.

Dezelfde bakker had de verse warme broden buiten achter de bakkerij liggen, op houten rekken. Niet van die hoge, maar hele lage. Elk hondje kon er zo bij. De bakker zelf had meer met het etablissement op de andere hoek van het rijtje winkels; de Cosy Corner. Ik had geen idee wat dat betekende, wist alleen dat de vitrage heel erg dik en geel was. En dat de bakker er graag kwam. Hij zoop zeiden ze.

Brood kochten we bij De Spar, casino wit. En bij een bakker die met zijn bakfiets aan de deur kwam. Daarom heet het natuurlijk een bakfiets. Die bakker had Tarvomoutbrood. In een uitbundige papieren verpakking met een raar plaatje van een dik mannetje met een maf hoedje. Als je een halfje wilde stak hij een mes in het midden en verdeelde het in twee stukken. Met zijn vingers elke helft terugdrukkend in de verpakking. Zo viel het brood niet al bij de voordeur op de grond.

Zelfs vandaag nog verkoopt de “warme’ bakker in ons dorp alleen maar dat soort slappe niks. Brood waar je goed mee kan vissen. Kan je van die taaie deegballetjes mee maken tussen je vingers. Blijft prima aan de haak zitten. Vissen doe ik allang niet meer, dus waarom zouden ze dat prutbrood nog bakken? Koop maar eens goed en lekker brood, nou hier niet hoor. Alleen opblaasbrood.
Met liefde en passie gebakken, of broodgeluk heet het. Het geluk zit dan zeker aan de kant van de broodfabriek. Bij de bakker zelf, of bij de supermarkt interesseert het ze niks lijkt het.

Heb je onlangs nog een croissantje gekocht bij de bakker? Eén Euro dertig. Daar kocht je vroeger drie lekkere taartjes voor. Of een halve vlaai. Een puddingbroodje voor een kwartje.

Het ergste is, gesorteerde koekjes, ze bestaan nog altijd.

Belangrijker dingen

Oktober weer met een laatste restje zomer. Tegen de tijd dat je dit leest zie je waarschijnlijk de herfst al aankomen. En dan heb je je hoofd nog niet eens buiten de deur gestoken. Mijn met wol gevulde dekbed ligt er al op hoor. Wol van Zwitserse bergschapen. Er zit meer krul in die wol om de dieren extra warm te houden in het soms gure bergklimaat. Blijft er meer isolerende lucht tussen de wol zitten. Zo wil je slapen, dromend van een ijskoude bulderende bergwind. Met je dekbed over je oren.

Zou met niet verbazen als over een aantal jaren de extra krul uit hun wol verdwijnt als gevolg van de opwarming van de aarde. Koop dus zo’n dekbed nu het nog kan.
Ik rits m’n fleece wat hoger dicht bij de gedachte aan koude winterse nachten. De thermostaat zegt dat het ruim 20 graden is.

Ik ben een notoire koukleum. Doe er wat nierfalen bij en je wordt niet meer warm. Als je lichaam ontregeld is omdat je nieren het niet meer doen heb je het altijd koud. Ik zat dan op mijn verjaardag midden in de zomer met mijn visite in de tuin. Zij in T-shirt en korte broek en ik met mijn joggingbroek en dikke fleece aan. ‘Ga toch eens naar de dokter’, was het dan.

Dat heb ik toen maar eens gedaan en een paar uur later belde ze. Of ik als de donder naar het ziekenhuis wilde gaan, er was iets niet zo goed met mijn nieren. Ze gebood me om het niet uit te stellen, ‘ze wachten op je’. In dertig seconden veranderde ik van een koukleum in een nierpatiënt. Ik had het alleen nog niet goed door.

Mijn koukleumerigheid van nu heb ik gewoon van nature. Nier doet het goed en mag van mij nog een jaar of twintig blijven. Heb met het oog op de naderende kou net een schapenwollen bodywarmer aangeschaft. Je kunt er in wonen, heerlijk. Online gekocht op Texel. Ik heb iets met dat eiland. Je rijdt de boot op en je bent weer thuis, zoiets.

Als ik weer in mijn eigen huis ben compenseer ik dat verlangen met af en toe een lekker biertje. ‘Dat is Texels bier opa, Ik zie de vuurtoren.’
Er zijn minder belangrijke dingen en belangrijker dingen. Ik weet alleen niet zo goed je hoe het onderscheid maakt. Want wat in je leven is belangrijk? Voor je het weet vergis je je en denk je dat kleine en gewone dingen niet zo belangrijk zijn.

Hoe gaat het

Je ziet het al een beetje aan de bomen, aan de kleur van het licht en aan de langere schaduwen. Ik houd van alle seizoenen, de herfst en de winter mogen van mij korter. Zomer is fijn, lekker lang licht. Voorjaar is mooi, alles loopt opnieuw uit. Als vanzelf.
Als de temperatuur in de buurt van de dertig graden komt, of zelfs erboven dan ben ik niet thuis. Of juist dan wel. Zit ik binnen. De zon is geen vriend van me, de hitte vind ik niet fijn.

Altijd wat te zeuren toch? Dat krijg je als het goed gaat. Zo vergaat het mij, benieuwd of je het kent. Als het minder goed gaat kan je lekker verlangen naar betere tijden. Als die er zijn zoals nu dan kan dat niet meer. Wat wel blijft is dat ik voortdurend op vakantie wil. Even twee weken weg of zo. Dat heeft iets te maken met heel lang thuis zitten de afgelopen jaren.

Ik heb nu vijf jaar mijn donornier. Dat is een soort wonder en ik raak er niet over uitverwonderd. Tel er een dikke twee jaar bij, de jaren voorafgaand aan de transplantatie. Die jaren maken dat ik nu wel weet hoe het eruit ziet als ik uit het raam kijk.

Ik weet ook wie mijn echte vrienden zijn en wie niet. De laatste categorie is vanzelf weggebleven. Ik neem het niemand kwalijk. Er is een reden voor dat wegblijven zei mijn nefroloog eens. Veel mensen weten niet hoe je er mee om moet gaan als iemand heel ziek is. Of je moet vragen hoe het gaat, of juist niet. Het maakt ze terughoudend en onzeker.

Ik ga maar proberen om me ongelukkig te voelen, dan kan ik tenminste weer verlangen naar betere tijden.

Het antwoord op de vraag ‘hoe gaat het?’ is relatief. Het is dan ook altijd verstandig om het volgende te zeggen: ‘gezien de omstandigheden gaat het goed’. Je nodigt dan uit tot een wedervraag. Kan je even lekker zielig zeuren. En je voorkomt dat ze de volgende keer nog eens aan je vragen hoe het gaat.

Het lukt, ik begin me al steeds ongelukkiger te voelen. Bijna niemand vraagt nog aan me hoe het gaat. Je snapt nu natuurlijk waarom ik een blogje schrijf. Als jij niks vraagt, dan moet het wel zo.

Maar serieus, het gaat hartstikke goed. Ik ben onderweg met nieuwe doelen, omdat het weer kan. Lekker op vakantie gaan is er eentje van. Onderweg zijn en ervan genieten ook. Elke dag. Met af en toe een klotedag, dat hoort er ook bij.