Bedtijd voor de hond

Een anderhalvemetergesprekje kan leiden tot leuke inzichten. Ik woon in een dorp. We praten hier met elkaar. Dat is voor sommige nieuwen verrassend. Zijn ze niet gewend. Een deel ervan went nooit. Ik hoorde eens iemand zeggen dat ie het vervelend vindt. Dat ze alles van je weten. Die gaat het niet begrijpen. Wel piepen over gebrek aan sociale contacten. Omdat je nergens heen kunt. Snapt niet dat ie er al is.

Dat gesprekje van die inzichten was met iemand die het wél snapt. Mijn buurvrouw. Over de jonge hond van haar ouders. Het beestje komt regelmatig op bezoek. Een leuk speels ding. Die hond. Hij gedraagt zich uitgelaten. Ook als ie het niet wordt. Je wordt blij van alle energie en onbevangenheid. Tegen de avond wordt het wel eens een beetje te gek. Gaat hij uit z’n dak en weet van geen ophouden. Bedtijd voor de hond. Zegt ze. Het zijn net kinderen. Moest er om lachen. Bedtijd voor de hond.

Ik heb zelf ook honden gehad. Mooie dieren. Het zijn ook handenbinders. Daarom wil ik er geen meer. Toch laat ik regelmatig de hond uit. Wanneer het me maar uitkomt en als ik er zin in heb. Als het de hele dag klettert van de regen op het vakantiehuisje aan de Deense kust bijvoorbeeld. Ik ga even de hond uitlaten zeg ik dan. Ze weten wat ik bedoel. Ik moet er even uit. Door de regen of de wind. Maakt niet uit. Ik luister naar m’n gevoel.
Soms ben ik niet uitgelaten. Blij de hond uitlaten komt vaker voor hoor. Lekker langs het stille Deense strand. Regenjack, korte broek, blote voeten. Lopen door het water langs de vloedlijn. Mooie stenen zoeken. Ik snap zo’n hond wel. Buitenspelen. Gek doen.

Het is ook wel eens bedtijd voor deze hond. Iedere dag eigenlijk. Dan ga ik niet uit m’n dak of zo. Dan gaat gewoon m’n lampje uit. Dan is het op. Kan ik verzinnen wat ik wil. Bedtijd. Lekker slapen en morgen weer een dag. Daarnaar luisteren heb ik de afgelopen jaren geleerd. Omdat niks meer moet. En vooral omdat ik dan niks meer kan. Behalve slapen. Dat is best wel een beperking. Om half tien al in je bed liggen. ‘Vroeger’ had ik genoeg aan vijf uurtjes slaap. Minder lukte ook wel. Zoveel te doen en zoveel drukte en stress. Geen tijd om te slapen hoor. Zonde van de tijd. ’s Avonds om elf uur nog even dertig mailtjes wegwerken. Om zes uur de volgende ochtend weer weg. Hup, voor de file uit. Dat is efficiënt. Wat een vrijheid hè?

Nu snap je mijn antwoord als je vraagt of ik weer beter ben. Ik zeg dan dat ik nooit meer beter word. Maar gelukkig wel weer gezond ben. Dan weet je ook wat het betekent. Bedtijd voor de hond.