Koetjesreep

Henk, de knecht van de melkboer, manoeuvreert zijn melkkar door de straat. Melkbussen met losse melk, flessen volle melk in kratten op het dak, flessen vla en flessen met soep en een stevige laag vet onder de aluminium capsule. Een kakikleurig jasje en een lederen geldtas. Gedragen zoals dat tegenwoordig hoort. Henk is niet hip, Henk is functioneel.

De driewielige melkkar knettert kopers naar buiten. De rinkelende bel doet de rest.
“Graag een liter losse melk”. Soepel wordt de melkkoker volgeputst in twee halen van een halve liter.
Zo’n hoge pan met een diepliggende deksel met grote gaten. Opdat de melk niet kan overkoken of het deksel oplichten. Standaard in elke keuken, net als losse melk. Melk mag nog. Is ook nog echte melk.

Melk die ruikt naar melk en klinkt als melk die schuimend in een emmer onder de koe spritst. Zitten op een houten melkkrukje met één poot en een plankje is al best een kunst. Door die verrekte vliegen zwiepen de koeienstaarten telkens ook nog de pet van het hoofd van mijn opa. Daar had hij een mooie oplossing voor bedacht. Ik moest de staart vasthouden. Daar sta je dan belangrijk te zijn. En trots. De beloning; een koetjesreep.

De smaak van de nog warme verse melk laat zich niet omschrijven. Dat moet je ruiken en dat moet je proeven. Ik ruik de melk als ik een nieuw pak open maak. Biologische volle ruikt het lekkerst. Voor de rest is het plat. Echte gelige slagroom, van losse melk natuurlijk, komt het dichtst in de buurt.

Vind je hier bijna nergens. Moet je voor bij de lokale käserei zijn, in bijvoorbeeld Zwitserland. Daar hebben ze nog echte koeien. Met van die dingen op hun kop. Ja de bel om hun hals is dan weer een ander dingetje. Lokale charme. En het helpt als je de koeien van het land moet halen. Ze staan altijd aan een andere kant van de berg dan jij denkt. Koeien.

De geur van de koeienstal en hooi. Het gerammel van de halsters waar ze mee vast staan in de grupstal in de winter. Niet fijn voor de koeien? Ze staan wel de rest van het jaar dag en nacht buiten in een weiland, met echt gras. Ze werden makkelijk tien tot twaalf jaar oud.
Roodbonte vind ik prachtig, zwartbonte ook wel hoor.

Geen export toen van melk en melkpoeder tegen dumpprijzen naar het buitenland. Heel veel boeren in Oost-Europa en later in Afrika zijn zo hun bestaan kwijtgeraakt. Met dank aan Campina en de bio-industrie.

Ik word triest en boos van de bio-industrie. Het is dierenkwellerij. Ik vind het misdadig. Er zijn gelukkig nog veel boeren die het wel goed (willen) doen. Is het tijd voor. Ze zouden mijn opa eens kunnen interviewen. Dat zou mooi zijn.
Ik probeer het voor hem op te schrijven.