Nier! Deel 2

Een nieuwe nier en dan?

Het duurt weken voordat de nieuwe nier in mijn hoofd zit. Ja, hij zit al die tijd al in mijn lijf. In mijn buik om precies te zijn en doet daar behoorlijk goed wat hij moet doen. Ik weet nu dat het geen droom is, dat het echt zo is. Dat zegt mijn verstand. Het helpt dat ik hem letterlijk voel. Ik ga er aan wennen.

De eerste weken kom ik twee keer in de week voor controle op de poli. Dat is niet vervelend of lastig. Het is goed en geeft me een veilig gevoel. Dat nefrologen gewoon mensen zijn wist ik wel. Ik leer ze nu nog beter kennen, dat schept een band. Het geeft me de ruimte om te doen waar ze op aandringen. Ik moet bellen zodra ik denk of voel dat er iets niet met me in orde is. “Écht doen!” Het mag elk moment van de dag of nacht, elke dag van de week. Ik ervaar al gauw hoe belangrijk dat is.

Na zes weken mag ik weer autorijden. Dat voelt als een bevrijding.
Lang kan ik er niet van genieten. Ik voel me niet fit. Moe, bekaf is een beter woord. Ik pak de telefoon en twee uur later ben ik in het ziekenhuis. Ik blijk een lastig en niet ongevaarlijk virus te hebben. Het Cito Melago Virus, CMV. Zo’n 80% van de Nederlandse bevolking is ooit besmet met dit virus. Je kunt het overal oplopen. De meesten merken het niet of nauwelijks, hoewel je er ook flink ziek van kunt worden. Mijn afweersysteem is met medicatie op een laag pitje gezet om afstoting van de nier te voorkomen. Dat is een risico voor getransplanteerden. Je kan aan het virus overlijden, of het kan afstoting van de nier veroorzaken. Een deel van de medicijnen tegen afstoting wordt stopgezet en ik krijg een virusremmer om mijn afweersysteem de kans te geven het virus aan te pakken.
Het virus wordt langzaam maar zeker wat minder. Vooral langzaam. Na een week of wat begin ik weer met mijn wandelingetjes om opnieuw conditie op te bouwen. Ik ben blij en tevreden met mijn nieuwe nier, die doet het steeds beter. Ik ga weer de goede kant op.

De controles zijn intensief en frequent. Niet voor niets zo blijkt als eind van de middag mijn telefoon gaat. De nefroloog vraagt me om me met spoed te melden bij de Eerste Hulp. Mijn nierfunctie is in een week tijd sterk achteruit gegaan. Reden voor snelle actie om uit te zoeken hoe dat komt. Er blijken meerdere dingen aan de hand. De verbinding tussen mijn nieuwe nier en mijn blaas is vernauwd, mogelijk door littekenweefsel. Er zit ook een forse vochtophoping in mijn buikholte. Die brengt de nier in de verdrukking en veroorzaakt oedeem in mijn rechterbeen. Dingen die vaker voorkomen na een transplantatie. Ik heb gewoon pech. Drie weken ziekenhuis en een paar operaties later ben ik er weer. Het vocht in mijn buik blijft lopen. Een drain moet voorlopig uitkomst bieden. De eventuele verdere behandelingen zijn eigenlijk minder gewenst, want of moeilijk uitvoerbaar of ronduit schadelijk. Na een paar weken lost het probleem zichzelf op en kan de drain er uit.

Nu het virus nog. Na bijna 5 maanden krijgen we het er maar niet onder. Intussen werk ik weer aan mijn conditie. Op de fiets dit keer. Ik maak dagelijks een ritje naar mijn tuin. Dat duurt een paar minuten en kost me eerst nog veel moeite. Het is trainen vanaf nul. Ik geniet ervan dat het weer kan. Van de zomer zit ik vast weer op mijn racefiets.
De controles zijn nu minder frequent. Ze kunnen terug naar eens per maand. Totdat ik merk dat het oedeem in mijn rechtervoet er weer is. Niet veel, maar toch. Het is een aanwijzing voor weer een vochtophoping in mijn buik. Een echo laat zien dat het inderdaad zo is. Binnenkort door de ct-scanner om te zien hoe het er voor staat en wat er aan kan en moet gebeuren. Verder moet de stent tussen mijn nieuwe nier en mijn blaas er uit. Daarna zien of het goed blijft gaan. Dat betekent een opname. Ik moet even aan die gedachte wennen. Wéér het ziekenhuis in. Ik voel dat mentaal de rek er een beetje uit is. Het kost me een paar dagen om het positieve gevoel terug te krijgen. Ik wil zó graag weer fit en gezond zijn, dus vooruit met de geit.