Fazant

Ik had hem de avond ervoor al zien scharrelen rond ons vakantiehuis. Mijn kleinzoons sliepen al. Nu was het in de vroege ochtend en zaten ze aan hun ontbijt. Een heuse Texelse fazant. Met zijn kenmerkende rode kop en dat hese geluid. Het leek me een aardig tam beestje.
Kom vlug voor het raam kijken, zei ik. Een halve broodkorst van het bordje van de jongste grissend. Even de fazant voeren, kijken of hij dichterbij komt. Onderweg naar de tuindeur voelde ik dat ik die moest opendoen met mijn linkerhand. De broodkorst was rijkelijk voorzien van biologische aardbeienjam.

De fazant keek op en deed een paar stapjes in mijn richting. Ik trok een klein stukje van de broodkorst en gooide dat wel gemikt naar de fazant. Het stukje brood kwam wegens grote plakkracht slechts anderhalve meter van mijn voeten op de grond.
Geen probleem voor de fazant. Het enige wat telde is dat hij moest zien waar het brood de grond raakte. Anders bleef hij me aankijken. De aardbeienjam beviel hem blijkbaar. Het was een beetje een verschoten fazant, met vale veren. Alsof hij wat te lang in een etalage in de zon had gelegen.
Achter het raam werd genoten en gewezen. De fazant kwam bijna op aaiafstand. Ik zag iets vreemds op z’n kop. Een metalen sprietje, zo groot als een halve speld en even dun. Als een antenne midden op zijn kop.

Over het schelpenpad kwam een golfkarretje met aanhanger aangereden. Met een energiek ogende jonge vrouw achter het stuur. Deze ochtend was vol verrassingen.
De fazant liep naar het karretje en plofte halverwege neer in het gras. Uit de aanhanger sprong iets wat leek op een vos. De vos pakte de roerloze fazant voorzichtig bij zijn nek en deponeerde hem in een mand op de aanhanger. De vos had ook al zo’n sprietje op zijn kop.

Wat verdwaasd en met een leeg gevoel ging ik naar binnen en waste de jam van mijn handen. Ik liep doelloos door de gang naar de voordeur. Keek in het voorbijgaan even in de spiegel. Geen speldje te zien. Wel dat bobbeltje bij mijn linkeroor. Ik deed de voordeur open en liep naar het wachtende golfkarretje. Hallo, zei ze, kom maar naast me zitten. Daar had ik nog precies genoeg energie voor. Er stak zo’n naaldje als een piercing door haar oor.

Ik hoorde nog uit de voordeur: Opa! Ooohhpaa! Waar ga je naar toe, ik wil met je mee!

Zoemend zette het golfkarretje zich in beweging. Over een uurtje zou ik weer terug zijn en zou de fazant ook weer vol energie scharrelen tussen de struiken, zei ze.

Dat uurtje later bij de koffie vroeg de oudste: waarom mocht ik niet mee opa, ik riep je nog? Oh, ik was zeker al te ver weg. We gaan zo naar Ecomare, kijken naar het voeren van de zeehonden. Ga je mee?

Wind mee

Herfststormen, zijn ze er nog? Het is net september en nu al herfst. Maar stormen ho maar. Niet eens regen. Zet je winterbanden maar op marktplaats, die heb je niet meer nodig. Kan je nog even mee wachten, maar dan verziekt het grote aanbod van gebruikte winterbanden de prijs.

Het leuke van een flinke storm is wind mee. Ik woonde aan de kust. Heen naar school was niet heel grappig. Pal west, wind van zee op je kop. Terug naar huis was altijd al leuker. Maar met wind mee helemaal mooi. Ik hou van wind mee.
Ik heb ook een tijd in Groningen gewoond. Hoe het kan weet ik niet, daar heb je altijd wind tegen. We zijn verhuisd.

Ik heb wind mee. Zonder storm. Geen zuchtje zelfs. Ik besloot om te stoppen. Heb en halve nacht wakker gelegen om tot de conclusie te komen dat het niet meer lukt. Mijn moestuin. Het was een goed besluit, anders was ik nu niet zo blij geweest.

Ik ben fit genoeg om in de moestuin te werken. Kan gewoon alles. Alleen best wat minder lang. Het is net als met je oude smartphone, is ie leeg dan is ie leeg. Dat ging ook zo met het werk in de tuin. Al mijn energie ging erin zitten, 24 uur opladen en zo weer leeg. Heb al drie keer een stuk van de tuin afgedaan. Tuinder zijn op een postzegel, daar heb ik geen zin in. Ik vermijd het woord tuinieren in geval je het nog niet doorhad. Rozen snoeien en een gazon onderhouden is niet mijn stiel. Ik ben meer een old school groenteboer.

Dan rest me nog maar een stap. Stoppen ermee. Zo gezegd en zo gedaan.
Ik heb een gave schaftkeet op de tuin staan, je weet wel zo’n pipowagen. Handig ding, ook fijn om in te zitten als het klettert van de regen. Dan is er vaak helemaal niemand in de buurt. Mijn tuin ligt een eind van de weg. Lekker lezen of een beetje dagdromen daar is heerlijk. En dan moet je er afscheid van nemen. Gaat me echt aan mijn hart.

Ik ben ooit al eens naar m’n tuin gelopen midden in de winter om afscheid te nemen. En vooral om te vertellen dat ik weer graag terug wilde komen. Ik was ziek en hoopte dat het toch goed zou komen. Dat gebeurde gelukkig ook. Niet mijn verdienste wel veel geluk, een geschenk.

Nu was mijn voornemen om er voorgoed een punt achter te zetten. Achter die tuin. Dus verkopen die keet. Afspraak gemaakt om bij een kopje koffie dat te regelen. Ik had al eens gepolst of ze belangstelling hadden.

Een uurtje later ging ik naar huis met wind mee. Nee, met windkracht 10 in de rug. En het waaide niet eens. ‘Zullen we het samen doen, jouw tuin’, was de vraag. Samendoen! En of ik er dan eens goed en lang over wilde nadenken en m’n besluit nog wilde overwegen. Dat deed ik. Twee uurtjes later was ik uitgedacht. Bijna te mooi om waar te zijn. Maar wél waar. Een tuinmaatje.

Ik kan mijn tuin houden en de keet en mijn passie voor groenteboer zijn. Niet met alleen wat hulp of zo. Het is nu een tuin van ons en dat is echt anders.
Zit ik me gek genoeg af te vragen waar ik dat aan heb verdiend. Ik heb het niet verdiend, het is geluk, een geschenk.

Net als wat ik wel vaker hoor van mensen die mijn gezondheidsperikelen een beetje kennen: ‘je hebt wel erg veel pech gehad’.
Ik heb juist heel veel geluk. Ik ben er nog steeds en gezond! Ik ben blij, verwonderd, ik leef en geniet ervan. Wind mee!