Paradox

Het heeft denk ik met leeftijd niets te maken, nostalgie.
Tegelijk bestaat het fenomeen niet zonder terugkijken. Kan je ook nostalgische gevoelens hebben voor iets van ‘vroeger’ waar je zelf helemaal niet bij bent geweest? Gezwijmel in die toestand is zelfbedrog of minstens een soort verlekkerd wensdenken. Van was het maar zo.

Dat het niets met leeftijd heeft te maken heeft waarschijnlijk met mijn leeftijd te maken. De ontkennende fase.

Ik heb geluk dat mijn kop niet rimpelig is en daarmee mijn ware leeftijd verraadt. Dat geluk is eigenlijk pech want het hoort niet zo te zijn. Nu ben ik allergisch voor wat er hoort, dus dan valt het weer mee.
Ik leg het uit. Die pech die ik noemde is tevens mijn grootste geluk. Ik kreeg een donornier als een geschenk uit de hemel. Vier maanden op de lijst bij Eurotransplant en hup het was al zover. Dat is geen geluk, dat is de hoofdprijs.

Ik speel ook regelmatig mee in de Staatsloterij. Statistisch gezien is dat natuurlijk gekkenwerk. Twee keer de hoofdprijs kan je vergeten. Maar ja, statistiek. Statistisch gezien had ik al dood moeten zijn. Al een paar keer; dus ik koop toch af en toe een lot.

Over die nostalgie. Ik vind het leuk om YouTube filmpjes te kijken over al de motoren die ik ooit bezat. Met een grijns op m’n smoel kijk en vooral luister ik ernaar. Geluid heeft net als geur een hele sterke associatie. Als de geur van hooi.

Mijn antirimpelmiddel neem ik elke dag. Het helpt om de afstoting van mijn nier te voorkomen. Onvermijdelijke bijwerking is dat op sommige plaatsen je lichaamsvet verdwijnt en het elders extra wordt afgezet. Het wordt extra afgezet in m’n gezicht en op m’n buik. Gevolg: ‘Opa wat heb jij een dikke buik”. Ik kan er om lachen. De huid op mijn armen is dun en kwetsbaar geworden. Het normale onderhuidse vetlaagje is verdwenen. Als je me kent heb je al wel eens gezien wat dat oplevert. Het vervelendst zijn de winkelhaken. Met siliconenpleisters, geduld en gevloek als het weer eens zover is overleef ik dat wel.

Terugkijkend had ik het liever niet gehad en toch wel, paradoxaal genoeg. Ben er dankbaar voor.
Ik denk dat mijn nostalgie beperkt blijft tot de motoren en de boerderij van mijn Opa.

Voordring drang

Je kent het wel, als karaktereigenschap, of als volksaard misschien. Natuurlijk niet wetenschappelijk bewezen. Eigen observatie.

Ben op vakantie in het ene land en als ik op mijn terras zit zie ik voor 90% het andere land; Italië. Dat heeft grote voordelen in mijn ogen, ook voor de portemonnee. Bedek in mijn vakantieland de bodem van je winkelwagen met boodschappen en je bent zomaar CHF 100 kwijt. In dat andere land koop je voor hetzelfde geld de dubbele hoeveelheid. En zeker geen mindere kwaliteit.

Acht kilometer verderop is een officiële grensovergang bij Ponte Tresa. Met een goede kans op controle en file. Hier om de hoek cross je zo de grens over. Geen (douane) kip te zien. ‘s Nachts zit ie dicht. Maar dan slaap ik.

Lekker boodschappen doen dus in een Italiaanse supermarkt. Een waar genoegen. Italianen houden van eten en drinken. Ik ook. Het zijn van nature een beetje druktemakers praten met hun handen en ze hebben die eigenschap; voordring drang. Het viel me op toen de zoveelste auto van rechts die geen voorrang had pas stopte toen zijn neus een centimeter of dertig op de rijbaan stond. En ook dan pas kijken of er iets aankomt hè . Ze doen het allemaal. Alsof zo geleerd bij de scuola guida auto. Kan me dat wel voorstellen.

Zo’n rijinstructeur heeft natuurlijk ook voordring drang. Je schrik elke keer als ze hun kunstje flikken. Misschien nóg een reden om hier wat langer op vakantie te gaan, dan slijt het en doe je het zelf ook.

Rijd maar eens wat vaker door de Amsterdamse binnenstad; voordring drang op z’n Mokums. Je gaat rijden als een taxichauffeur. Heb het daar ook van eentje geleerd. Toon heette die. De route afkorten dwars door parkeergarages, tegen de richting inrijden en bruggetjes nemen zodat de wielen bijna loskomen. Natuurlijk je neus de straat opsteken als je geen voorrang hebt. Voorrang moet je nemen. Voordring drang dus. En dan die grijns op z’n smoel, als het lukt.

In vind het wel wat, vakantie in Italië.

Weemoedig

Koffie drinken in de tuin. De vogels doen uitbundig en de zon bescheiden. Uit de wind is het goed. Je zou er helemaal rustig van worden. Maar vandaag niet. Een gevoel van vergankelijkheid, van weemoedigheid. Niet het melancholieke, meer het nostalgische. Een dag als deze kan lang duren. Dat moet ook. Ik heb rust nodig aan mijn kop. Niet omdat er zoveel gebeurt. Vooral omdat mijn hoofd beperkt beschikbaar is. Dat is altijd al zo de laatste twintig jaar. Er is iets definitief stuk in hoofd. Zo omschrijf ik het al vanaf het begin. Kan ik prima mee leven, er is geen andere optie.
Waar ik vroeger als de gang erin zat het liefst eindeloos doorging is het nu zaak om op zo’n moment het gas los te laten. Uitrijden en rusten. Niet eens uitrusten, gewoon aan de limiet gekomen. Een streepje over de grens gaan is een flinke prijs ervoor betalen. Een dagenlang klotegevoel.

Daar komt de weemoedigheid om de hoek kijken. Het verstilde verlangen naar hoe het was. De melancholieke afslag vermijd ik. Die wens ik niet. Het depressieve brengt me niets. Nee, je kunt het niet zomaar uitzetten. Ik heb er tien jaar over gedaan. Van de wens om te stoppen met leven naar de wens om er nog lang niet mee te stoppen.

Het vergankelijke gaat een rol spelen. Ik kan statistisch inschatten hoelang ik nog heb te gaan. Ik tel dat in hoe vaak ik de kerstboom nog op ga zetten. Of in vakanties. Kies zelf maar iets leuks.

Heb je dat wel eens gezien, een wel? Een bron waar water uit de grond komt? Dat is mijn zinnebeeld voor levenslust.

Relatief relevant

Normen en waarden. Een fijne meetlat om anderen eens langs te leggen. Nu is het ook wat met die meetlatten. Neem er willekeurig twee en het zijn geheel verschillende. Hoe kan dat? Je meetlat is zo oud als je zelf ben. Zoals bekend was vroeger alles beter, dus de mijne is zeker van de goede soort.

Meten is fijn, de maat genomen worden een stuk minder. Maakt niet uit door wie of wat. Het is afhankelijk van wat je meekrijgt in je leven hoe je meet, van welke complottheorieën je houdt, hoe eigenwijs je bent etc.

Je kan bijvoorbeeld geloof zien als een complottheorie, want onbewezen maar waar in de ogen van aanhangers. Valt niet aan te tornen. Het is als zwaartekracht, je kunt er op eigen gelegenheid niet aan ontsnappen. Als je het zou willen dan hangt de rest van jouw groep aan je broekspijpen. “Waar gaan wij naartoe?”. Schuld en boete, zonder hel geen hemel.

Nu kan je ruimdenkend zijn. Maar wat is dat? Het is relatief relevant binnen de mores van jouw groep. Je hebt hooguit het idee verder dan gemiddeld te kunnen kijken. Maar hoe ver is verder? Heb je een idee van het zicht op de wereld van de ander buiten je groep? Van de andere meetlatjes?

Als je wordt geconfronteerd met wat die ander ziet en denkt kan je er flink van schrikken. Het voelt al snel als een aanval op jou, op dat wat jou rust en vastigheid geeft. Van je sokken geblazen worden omdat iemand anders geen rekening houdt met jouw meetlatje. Het overkomt ons allemaal.
Om niet te worden beteugeld door jouw meetomgeving is lef nodig. Echte belangstelling voor wat een ander drijft. Minstens het besef dat wat jij meet relatief is en alles behalve de enige waarheid.

Voorbeeld van zo’n begrensd inlevingsvermogen is het denken in gelovigen en niet gelovigen. Die laatste zijn dan de zondaars. Hup de hel in. Tegelijk worden gelovigen uitgelachen.

Ik begrijp die gelovigen wel hoor, snap hun meetgewoontes. Het is angst en volksmennerij van oudsher opgelegd door de elite van kerkvorsten. Beetje macht uitoefenen met god als stok achter de deur. Elkaar kort houdend, de rest van de wereld de maat nemend. Dat doet de rest van de wereld vervolgens ook weer. Meten is weten, maar hoe relevant zijn die meetgegevens eigenlijk?

Italiaans

Er is een plek waar je je in Italië waant, maar er niet bent. Het is zo sterk dat ik me dat telkens inbeeldt. Het voelt zo, ziet er zo uit en het klinkt zo. Op die manier door jezelf bedrogen worden is erg prettig. Nou is dat niet alleen zo met die plek. Het geldt voor veel dingen die je jezelf wijsmaakt. Dat is best fijn.

Ik bedoel niet het in een andere wereld geraken door alcohol of drugs. Zo overkwam het me eens dat er de prachtigste groenten, kruiden en weelderigste planten groeiden uit een soort schuifladen in de muur tegenover mijn ziekenhuisbed. Ik zag ze groeien en was er op dat moment volledig van overtuigd dat ik een normaal gesprek voerde met mijn bezoek. Later vertelden ze me dat ik een beetje de werkelijkheid en mijn pijstillerswaan door elkaar husselde. Dat het wel grappig was, maar een normaal gesprek was het niet.

Maar nu de echte verwisselingen. Het gaat erom dat je iets denkt dat mooier of fijner is. Je kunt je diezelfde werkelijkheid ook toedienen zodat het net niet zo mooi of zo leuk is. Daar heb je invloed op. Het gebeurt me redelijk onbewust. De basis ervoor leg ik al eerder. Het is de verwachting die ik hebt in combinatie met eerdere ervaringen.

Die ervaringen liggen vast. Ik ken Italië van vakantie. Als ik me dan verheug op Italiaanse toestanden in Zwitserland (!), dan kan ik het een beetje de prettige kant op sturen. Beetje veel zelfs. Ticino het zuidelijkste puntje van Zwitserland is voor mij een soort Italië. Alleen de prijzen in de winkel zijn Zwitsers. Als ik er ben, betrap ik me erop dat ik het over Italië heb volkomen vergetend waar ik echt ben.

Dat grapje uithalen in m’n dagelijkse leven is leuk. Ik kan er mijn goede gevoel een enorme boost mee geven. Niks mis met Zwitserland overigens, al kan ik Berner Oberland ongeveer dromen. Met foto’s maken daar ben je snel klaar. Want één foto van een berg, een meer of een dorpje en je hebt ze allemaal. ‘Cut and paste’ is daar uitgevonden tijdens de schepping denk ik. Je hebt van die dagen.

Een voorbeeldje van Italiaanse gedaanteverwisselingen in het dagelijkse leven. Ik zat vanmorgen een uurtje op de dagbehandeling in UMCU voor mijn vier wekelijkse infuus. Is doodsaai. Dus niet al die oude negatieve herinneringen toelaten. Beetje kletsen, beetje dagdromen, lekker ontspannen. Dat kan thuis in de tuin of op een terrasje in de vakantie. Waarom daar niet? Met die insteek ging ik er vanmorgen heen, tevreden en blij. En dan lukt het.

Ik kan het je aanbevelen, maak van er tegenop zien ernaar uitzien. Het is een manier van denken.

Bretels

Er zijn van die dingen waar je herinneringen aan hebt, maar geen toekomst voor ziet. Dat was eens maar nooit weer. Als kind kreeg ik altijd de afgedragen kleren van de buurjongen. Een ding was zeker, ze waren nooit te klein. Broeken werden ‘ingenomen’. In de lengte losgeknipt en dan met en met een veel te dikke naad weer aan elkaar genaaid. Daarna pasten ze natuurlijk nog niet, ik kon er met losse handen in- en uitstappen.

Ook daar was een oplossing voor; bretels. Gestreepte elastieken dingen met klemmetjes. En hup, daar liep ik weer voor lul.

Nooit meer bretels. Ik ben niet zo’n modemanneke. Ik houd van functioneel en het moet vooral lekker zitten. “Koop nu eens iets netjes” is aan mij niet besteed. Zere voeten in mooie schoenen, knellende kleding, maar wel chique.

Als ik eenmaal iets heb gevonden wat me bevalt, dan weet ik het weer te vinden. Online is ongeveer alles verkrijgbaar. Zonder dat er iemand ongevraagd zegt dat het me geweldig staat. In de winkel mag je kiezen uit zo’n rekje in de verkeerde kleuren en snit die dit jaar in de mode zijn. Ik kom sowieso nog maar zelden in winkels. De virusjes zijn overal gratis en ze houden van mij. De prijs die ik ervoor betaal is nogal eens hoog.

Bol.com en Wehkamp zijn goede vrienden. Outdoorwinkels minder, die maken me gretig. Ze verkopen wel heel veel nuttige en functionele kleding en schoenen.
Dat ervaringen uit het verleden geen garantie zijn voor het vermijden ervan in de toekomst bewijst het volgende.

Ik ben voorzien van een paar fraaie littekens op mijn buik ter hoogte van mijn broeksband. Verder huist daar ook nog ergens mijn donornier. Mijn door de Prednison wat robuuster gevormd buikje maakt het al niet beter. Daarom zitten veel broeken mij niet lekker. Ze knellen als ik zit. Natuurlijk heb ik daar over nagedacht. Broeken met een elastische boord en een elastische riem. Dat helpt al wel, maar onvoldoende. Je ziet me vaak in joggingbroek.

Nou wil ik ook wel eens in m’n jeans de deur uit. Goede raad was duur. Hoewel, voor een heel redelijk bedrag dient zich een nieuwe oplossing aan. Zojuist besteld en overmorgen al geleverd. Geen gestreepte natuurlijk, fraaie zwarte vierpuntsexemplaren. Bretels zijn tegenwoordig modieus heel verantwoord. Ze ‘voegen iets extra’s toe aan je garderobe en accentueren jouw persoonlijke levensstijl’. Dat ik het maar weet. Nu maar hopen dat het de gouden greep blijkt.

Ongelovige

Het houdt me bezig. Of ik in staat ben om iets echt voor mezelf te doen. En dan ook nog iets waar je van kunt zeggen dat het ook wel zonder kan. Zelfs dat het onzinnig is en zonde van mijn geld. Dat is wat ik verwacht dat anderen gaan zeggen hè. Ik hoef alleen mezelf nog maar te overtuigen dat het waardevol is, alleen al omdat het helemaal voor mezelf is.

Opgegroeid in een benepen christelijke omgeving is het minder eenvoudig voor me dan het lijkt. Het zit er ingeramd, het schuldgevoel bij voorbaat. Roept het ook nog de vraag op of er christelijke omgevingen zijn die niet benepen zijn. Maar daarover een andere keer. Van die christelijke clans die zelf niet kunnen inzien dat ze kleingeestig zijn want uitverkoren, bang en geketend.

Als ongelovige waag ik het erop, om erover na te denken. Het is grappig dat je alleen maar een ongelovige kunt zijn bij de gratie van gelovigen. Omdat je anders helemaal geen onderscheid zou kunnen maken. Het verschil tussen hetzelfde bestaat niet. Was het maar zo mooi. Dat zou een boel oorlog, agressie en lelijke gebouwen schelen. Al eens een kathedraal bezocht en bedacht welk leed en ellende daarachter schuilgaat? Zoals we nu voetbalstadions bouwen in Qatar, zo lieten kerkvorsten kathedralen bouwen.

Ik wil het er met God wel eens over hebben te zijner tijd. Ik denk dat het wel oren heeft naar deze polemiek.

Ik laat me weer afleiden. Ik wilde alleen maar iets leuks doen, helemaal voor mezelf. Ik denk er al een hele tijd over na. Eerst kwam Corona en ga je toch nergens naar toe en daar kwam de maximumsnelheid van 100 km/u nog eens bovenop. Dat maakt het nog ontvankelijker voor het argument dat het ook wel zonder kan. Dat het nergens voor nodig is. En juist dat maakt het nog aantrekkelijker.

Ik ga er voor sparen, vraag geld voor mijn verjaardag i.p.v. een cadeautje, zo raak ik sneller op weg. Goedbeschouwd is dat natuurlijk om mijn geweten te sussen. Om mijn schuldgevoel af te kopen. Het gaat me er natuurlijk alleen maar om dat hij wat zuiniger rijdt. Ik denk dat ik het doe, mijn auto laten tunen. Dan kan ik in Duitsland ook nog eens wat harder rijden. En daarbij maakt het niet uit of je gelovig bent of niet. Daar houd ik van.

Overwinnen of niet

Ik ga kort zijn en leg je dat ook even uit. Het is een vriendelijk verzoek. Onwetendheid en zinloos heroïsme, daar gaat het me om. Het is onzinnig en kwetsend om een heldenrol toe te kennen aan iemand die ‘het gevecht’ tegen kanker verliest, of domweg het geluk heeft dat ie er nog is.

Ik ben zo’n geluksvogel die het mocht overleven. Heb je het zelf niet aan den lijve ondervonden, dan weet je niet waar je het over hebt. Of je weet het wel en snapt waarom ik dit schrijf. Ik heb het over kanker. Een woord dat vaker wordt gebruikt om te schelden dan om een integere reden.
Ik doel op het idee dat je zou kunnen vechten tegen kanker. Ik vind het beledigend, een holle frase. Je leest het in overlijdensadvertenties wel eens: “Na een lange en dappere strijd…” Hou daar mee op alsjeblieft. Je kun strijden wat je wilt, als je pech hebt ga je dood. Als je het geluk hebt het te overleven is dat niet jouw verdienste als winnaar van een gevecht. Dat zou impliceren dat de gestorvenen verliezers zijn, dat ze niet hard genoeg hebben gevochten. Zeg het liever niet.

Ik begrijp niets van het beweren dat je tegen kanker kan of zou moeten vechten. Sterker nog, het maakt me woest. Met al die zelfbenoemde goeroes, praatjesmakers, beterweters en naïeven met hun ‘kanker overwinnen’. Meestal goedbedoeld.

Geld inzamelen voor onderzoek is prima.

Doe me een plezier. Het gaat me goed al vijftien jaar lang. Er is geen bijzondere reden om aan te nemen dat het binnenkort terugkomt, al is de kans daarop altijd aanwezig. Het is en blijft kwaadaardig. Het zit in mijn lijf. Maar doe het me niet aan dat als ik ooit aan kanker zou overlijden dat je dan zegt dat ik na een lange strijd heb verloren. Ik heb gewoon heel lang geluk gehad. Snap je? Geluk! Tel je zegeningen. Leef, elke dag.

Motormuis

Verdieping in plaats van tijdverdrijf. Ik heb geen tijd meer om te verdrijven. Omdat de dagen geteld zijn, ook al zijn het er mogelijk nog meer dan negenduizend. Dat lijkt nog een boel, maar ik heb er al 24500 of daaromtrent opzitten. Mijn streefgetal is nog 10585 erbij te tellen. Maar zoals het met streven is, je weet het niet. Zoals het met streven ook is, is dat je bij het bereiken van iets pas tevreden bent. Voor mij zou het beteken dat ik pas tevreden ben als ik op de geplande datum na het aftellen doodga.

Ik ben nu al tevreden en wil helemaal niet dood. Integendeel er is nog zoveel te leven. Toch heb ik een vaag gevoel van haast. Het maakt dat ik soms ondoordachte dingen doe. Met grote gevolgen. Te stom voor woorden natuurlijk.

Het mooie van er al zoveel dagen op hebben zitten is dat je nooit te oud bent. O.a. om iets te leren. Dat kan je als jonkie niet zeggen. En als ik dan aan het leren ben dan daalt het besef in dat ik nu eindelijk eens wat bedachtzamer moet worden. Zou moeten hè. Fijn dat besef. Nu nog doen. Ik vrees dat ik nog te jong ben om dat te leren.

Dat is natuurlijk geen excuus om ondoordachte dingen te doen. Ook al lijken ze uitdagend. Even nagaan wat de gevolgen zijn is wel fijn en netjes naar je omgeving. Ik noem je zomaar een voorbeeld. Niet zo’n heel rampzalige.

Ik ben een echte motormuis. Vind het geluid van een motorfiets, een echte dan, inspirerend. Hoe het ruikt, hoe het voelt, wat het is. Heb er in de loop van de tijd ruim een dozijn gehad. Soms oude of kapotte exemplaren met geduld en veel voldoening opgeknapt.
Nu bedenk ik dat ik het nog steeds wil. Een soort later-life crisis zal het zijn.

Er zijn wel wat tegenwerpingen te maken. Ik besloot langer geleden niet meer motor te rijden omdat ik een geringe visuele beperking heb. Het is wat zonde van al de inspanningen om nu daardoor een motor en mezelf plat te rijden nadat ik ben gekomen waar ik nu ben met mijn gezondheid. Beetje prutsen en sleutelen aan een oud ding heeft nog steeds veel charme. En kan geen kwaad. Moet ik af en toe natuurlijk wel een testrondje rijden.

Mijn door medicijnen wat trillende handen en het van dichtbij geen diepte zien is niet heel handig voor een sleutelaar. Maar het daarom nooit meer doen? Al die nog meer dan negenduizend dagen mezelf dat plezier ontzeggen? Als ik het wil en de frustratie en boosheid als het minder makkelijk gaat gewoon parkeer kan ik het. De voldoening zal groots zijn denk ik. Een overwinning op mezelf.
Mocht je nog ergens een opknapper of een oud beestje hebben of weten te staan voor mijn sleutelambities?

Levensvragen

Zo’n onderdeeltje in een horloge of een klok. Precies het onderdeeltje dat nooit stopt met bewegen en geluid maken. Dat is het. Onrust. Het is de naam van dat dingetje in een opwindbaar horloge. Het stopt pas als je horloge kapot is, of je vergat het op te winden.
Dat je zou willen dat je niet meer wordt opgewonden. De onrust eruit. Er is altijd wat te wensen. Maar meer hoeft niet. Behalve dit. Ik heb lang geslapen, ben een beetje duf ervan. De energie zou van me af moeten spatten. Het is onrust die naar binnen spat.

Zo is het de ene dag. Op een andere is er rust. Dan spat er nergens iets van af zo schijnt het. Dan ben ik blij met mijn kleinzoons, maak ik hun fiets en snoeien we samen de leilindes. Dan geniet ik van dat ze een pannenkoek eten.

De kunst is om balans te vinden. Maar is die er wel, die balans? Ben ik het zelf die zo wispelturig is, of gaat dat buiten mij om? Misschien is balans ook wel saai. Zou het niet vreselijk zijn als ik de voorspelbaarheid zelve ben? Levensvragen op microniveau. Daar kan ik diep over nadenken. Het is niet de verzetterigheid die me altijd beheerste. Al lang niet meer, al is een paar jaar eigenlijk helemaal niet zo lang.

Ik sprak van de week m’n nefroloog. Ik vroeg haar of ik ooit nog een nieuwe nier zou kunnen krijgen als deze er mee ophield. Nee dus. In ieder geval zeer onwaarschijnlijk. Na je zeventigste word je in principe niet meer getransplanteerd. En de verwachting is dat ik de komende jaren wel doorkom met deze. Twintig tot vijfentwintig jaar of zelfs langer kan die meegaan. Tien jaar kan ook. Het kan ook volgende week klaar zijn. Ik ga voor de vijfentwintig jaar en hoef geen garantie. Zie ik het daarna wel weer.