Donkere dagen

Donkere dagen en dan bedoel ik die met weinig licht. Vooral voor kerst, de spreekwoordelijke. Als je naar buiten kijkt is het gelijk alsof je het leven overdenkt. Wat is het waard en waarom moet het er zijn? Het is vast een kwestie van evolutie. Of juist niet? Was er een grappenmaker die op zo’n donkere dag ergens anders dit heeft verzonnen? Een magiër die wij niet kunnen bevatten met onze beperkte zintuigen. Misschien wel een aantrekkelijk idee. Een kapstok voor vragen die niet beantwoord kunnen worden. Het geraas van de stofzuiger overstemt mijn gedachten. Stofzuigen doe je het best op donkere dagen.

Ik koester op dit soort dagen mijn hernia en bedenk auto’s waar ik wel langer dan tien minuten in zou kunnen rijden. En dan zonder de zeurende pijn in mijn onderrug. Iets met een hoge instap misschien, haha. Ik heb de omschrijving ‘hoge instap’ altijd weggelachen. Lifestyle voor bejaarden. In lijn met het levensloopbestendig maken van je huis. Een soort voortijdig verlangen naar een comfortabel einde.
Vind maar iets betaalbaars met een hoge instap waar je ook nog hard meer kan gaan zonder dat je voor joker rijdt. Tegelijkertijd is het pathetisch als je enkel met veel moeite uit je sportieve auto weet te komen. Heb ik weer hè. Beetje klagen helpt altijd voor het mentale welbevinden.

Door donkere dagen heb ik ook veel tijd te veel. Dat is goed voor het overdenken van het leven, maar minder goed voor je humeur. Ik probeer niet naar buiten te kijken en te focussen op de kerstboom. De ledlampjes zijn tevreden. Regendruppels rollen pesterig langs het raam.

Ik heb de krant opgezegd, ben het geleuter over kunst, cultuur en film helemaal zat. Zo’n krantenredactie hoort zich in te spannen om levensvragen te stellen in relatie tot de actualiteit. Daarvoor is het natuurlijk nodig dat ze eens een donkere dag in een stoel bij het raam gaan zitten. Zonder kerstboom want dat is alleen maar afleiding. Hebben ze geen tijd voor en ze zijn er te jong voor vrees ik. Wel tijd om naar de film en het theater te gaan en boeken te lezen. Dan kom je natuurlijk nergens meer aan toe.

Donkere dagen helpen, om iets te snappen van de lichte.

Rituelen

Wat kan er misgaan in een maand? Soms is het alleen maar dat je jarig bent. Een andere keer is er iemand in die maand overleden. Of het regent vaak en veel in je vakantiemaand. Je hebt er ook waarin het koud en donker is en je verlangt naar licht en warmte. Verschillende soorten warmte. Voor je het weet slaat de gezelligheid toe. Onverwacht; gezèllig.

Kijk het sneeuwt! Godverdomme, vergeten antivries in de ruitensproeier te doen. Ik weet ineens dat sneeuw een isolerende werking heeft en dat het dus morgen ook nog wel kan.
Doe maar niet te gezellig, er blijft anders geen ruimte over om te somberen. Moeten we het nog hebben over gezellig zijn of gezellig doen, menselijk glühwein als een soort uitgestelde hoofdpijn?

Ik heb het koud en heb daarom een blikje chocomel in een beker gegoten. Anderhalve minuut in de magnetron en het is veel te heet geworden. Waar is de tijd dat je zelf lekkere warme chocolademelk maakte? Uit zo’n pakje cacao dat al anderhalf jaar dichtgefrommeld in de kast stond. Het vage misselijke gevoel is wel hetzelfde.

Wat een kutmaand. Ik kom er net achter dat er een geheimgehouden overschot is aan zonnebloempitten. Je kunt geen brood meer kopen zonder dit vogelvoer. De reststromen lopen tegenwoordig via de bakker, vermoedelijk ter compensatie van de gasprijs. Bovendien verrekken de eekhoorns het om mij te vermaken. Het blad is van de eikenbomen. Dan horen ze daar bedrijvig heen en weer te rennen.

Wat rest is een afgezaagd ritueel. De kerstboom, die wordt morgen van zolder gehaald en er staat een immitatiehuisje in de vensterbank met een elektrisch waxinelichtje er in. Gezellig.
Dit jaar geen met gif bespoten boom uit een tuincentrum. Dat scheelt kou, ergernis en hars aan m’n fikken.

Goed dat je dit leest, een gewaarschuwd mens telt voor twee. Wees maar voorzichtig met al die gezelligheid.

Vermicellisoep

Eten is belangrijk, lekker eten is onnodig. Helemaal als je van na de oorlog bent, lijkt het. Van lekkere dingen word je dik en niet heel oud, je gaat eraan dood. Dat ga je natuurlijk ook van vies of niet lekker eten. En van ademhalen. Doe het lang genoeg en het is zover.

Je kunt dankbaarheid verbinden aan het feit dat je iets te eten krijgt, hoe vies ook. Denk bij vies aan vermicellisoep. In waterige bouillon gekookte deegsliertjes. Geserveerd toen ik klein was op zondag tijdens het middageten. Het afwijzen van het gerecht werd gehonoreerd met een valse klap in je gezicht. Als bewijs dat voedsel door God gegeven is. Ondankbaar wezen. Als je niet horen wilt? Dat alles om de christelijke moraal van dankbaarheid in te prenten. Wat ik je hier vertel is het topje van de ijsberg. Het is tijd om te vertellen.

De van zijn moeder gekregen stroopwafels (een blik vol) werden door deze gezant van God, koster van de gereformeerde kerk, altijd allemaal zelf opgegeten. Smakkend meestal met twee tegelijk. Die waren immers voor hem en van zijn moeder.

Ik heb het nooit begrepen, ik geef eerst mijn kinderen en kleinkinderen wat ze lekker vinden. En dan is het goed, het is waarvoor ik hun vader en opa ben.

Het ene zeggen en het anders doen is me van kleins af bijgebleven. Later leerde ik het woord ervoor. Hypocriet. Het bleek en eigenschap van veel mensen in de omgeving waar ik opgroeide. Christenen. Gereformeerden.

Ze zijn er nog. Zoals de ouderling voordringend op de begrafenis van mijn moeder. Met stemverheffing het woord voerend. Mijn tranen aanziend voor verdriet om haar. Hij oordeelde na gesprekken met mijn moeder dat ze toch voldoende gelovig was om in de hemel te komen. Ook al was ze opstandig. Van dit soort would be Jezus figuren word ik onpasselijk. Sterker nog, ik haat ze. Ik heb spijt dat ik hem niet de aula van de begraafplaats heb uitgegooid.

Mijn tranen waren van onbegrip en verdriet, om verloochend te zijn en dan zo dood te gaan. Zonder een woord. Ik mocht de prijs betalen in de vorm van lijfstraffen en mishandeling en mag daar nu levenslang mee dealen. Ze heeft het één keer min of meer erkend wat er allemaal foutging. En het later tierend en scheldend weer herroepen toen ik verder ernaar vroeg. Ik was ondankbaar en een leugenaar, hoe ik het durfde te zeggen. “Wat zou er toch mis zijn met André?”. Dat beeld heeft ze altijd met overtuiging naar familie en kennissen uitgedragen. Triest en destructief voor mij. Dat ze nu lezen hoe het werkelijk was.

Ik zou mij graag aanbieden als vrijwillige engel in hun hemel. Om het interview af te nemen aan gereformeerden en vergelijkbaren. Het interview ‘Toelating Hemel’. Het afgrijzen op hun gezicht zien als ze blijken te zijn gezakt voor ‘medemenselijkheid’, ‘naastenliefde’, ‘liefde’, ‘eerlijkheid’ en ‘oprechtheid’. “Maar Jezus we hebben toch altijd hard gewerkt voor uw kerk op aarde?”. “Heb ik jullie dat gevraagd?”.

Ik ben nog altijd op zoek naar echte christenen. Omdat ik weet dat ze er moeten zijn. Ik deel hun geloof niet. Dat hoeft ook niet.
Wat zou het mooi zijn als ze mij kunnen zien zoals ik ben. Daarbij hun inspanningen voor Gods kerk op aarde buiten beschouwing latend. Mij niet te zien als afbreuk daarop.

Heidehoning

Ik ben een liefhebber. Niet van hele speciale dingen. Van gewone dingen. Van bijzondere gewone dingen. Gewone gewone dingen zijn er genoeg, die zijn er ook om van te genieten. Kwestie van m’n aandacht erbij hebben.
Er zijn ook gewone dingen die om aandacht vragen, de meer bijzondere. Geldt nog steeds dat je het aandacht moet geven.

Ik vraag me wel eens af wat ik aan het doen ben als ik de gewone dingen weinig aandacht geef. De minder gewone dingen aandacht geven misschien? Maar dat is niet zo. Check het voor jezelf. Dat ik er geen tijd voor heb is ook al niet waar.
Juist als ik werk, of wat dan ook intensief doe zijn de gewone dingen er. Ik hoef onder het schoffelen echt niet te stoppen bij elk lieveheersbeestje. Het is grappig als er eentje over m’n hand loopt. Ik zou het moeten bedanken omdat het mijn aandacht vraagt.

De meeste gewone dingen zitten in mijn hoofd en lopen niet over mijn hand.
Als ze dan toch al in mijn hoofd zitten, hoef ik alleen mezelf maar toe te staan om ze aandacht te geven.
Ik was bijvoorbeeld op zoek naar honing, echte honing. Liefst biologische.

Ga je toch even naar de supermarkt? Wil je echte honing, dan moet je naar een imker.
Kijk maar eens goed op de potjes bij de supermarkt. Staat er ergens ‘niet EU-honing’, dan is het vrijwel zeker geen echte honing. Ook als er voor een deel EU-honing in zit. Dat is voor de bühne, dan gaat het om een paar procent en dan nog. Het kan best lekker zijn. Weet jij hoe echte honing smaakt?

Biologische honing is lang niet overal verkrijgbaar. Om biologisch te mogen heten mag er binnen minstens drie kilometer van de korven geen landbouwgif worden gebruikt en mogen er geen snelwegen of industrie zijn. Vind maar zo’n plekje.
Ik ging op zoek naar honing en kwam uit bij Nederlandse heidehoning. Daarmee is het nog geen biologische, maar voor mij de best of the rest. De bijen vliegen er als de heide bloeit, dan zet de imker er zijn bijenkasten neer.

Volgende week heb ik de honing en kan ik je vertellen hoe het smaakt. En dan weet je nog niks. Zelf proeven!

Als een krab

Herinner jij je Piep nog, die lichtgrijze muis en zijn vriendin Tintje? Dit gaat over hen, opdat je begrijpt dat muizen ook mensen zijn.
Piep zit in zijn beukennoten schommelstoel met een kussentje in z’n rug en een onder zijn achterpootjes. Hij bestudeert de wolken die voorbijdrijven tegen een stralend blauwe achtergrond. Hij vraagt zich af hoe het zou zijn als die lucht nu eens knalgeel was en de wolken waren bruin. Zou dan ook het weer anders zijn?

Als je van kleins af aan niet beter weet dan is het normaal, bruine wolken en een gele lucht. Dan kan je je de combinatie van strakblauw en roomwit niet eens voorstellen. Je vindt dat dan raar en het hoort niet zo.

Piep zegt dat veel muizen een beetje vastzitten in hun denken. Ze trekken onbewust een wenkbrauw op als ze Tintje en Piep zien. Tintje is een mooie muis. Met een prachtig donkergrijs gemêleerd vachtje. Dat ze mooi is zien de vastdenkers ook.

Piep kan goed met muizinnen. Hij heeft veel vriendinnen. Daar vinden de vastdenkers ook weer iets van.
Piep lacht erom, hij is een losse denker. Net als Tintje. De muizen en de dingen zijn zoals ze zijn. Alles en iedereen is mooi zoals het is. Dat verandert niet door er iets van te vinden. Piep zegt altijd: wat is vrijheid? Als je iets niet mag denken, je helemaal niks mag denken, of juist iets moet denken? En dat dan ook nog, omdat anderen menen dat het zo hoort. Dan heb je nog nooit gehoord van jezelf zijn, als vastdenker. Want daar begint het.

Vastdenkers zoeken elkaar op om hun opvattingen te delen en te bevestiging. Zie je wel, we hebben gelijk. Ze verzinnen de gekste dingen en geloven het gezamenlijk. Een soort partij, clan of tempel en er is er altijd eentje goeroe of god.
Kan ik ook zijn hoor zegt Piep, een goeroe. Moet je me alleen maar willen geloven. Tintje is mijn eerste volgeling! Haha Piep lacht Tintje. Je gelooft het zelf niet.

Het verschilt zelfs van muizendorp tot muizendorp. In het ene dorp gaan ze op woensdag allemaal naar de club en hebben ze vrij. De muizenwinkels zijn dan gesloten. In het andere weer niet.
Je hebt ook de Momplot groepen, waar je om de beurt iets mag verzinnen wat dan iedereen gelijk gelooft.

Piep en Tintje zien het aan, maken zich er wel eens zorgen over en lachen er ook om. Ze wonen samen in hun dubbele beukennoot in het bos. Samenwonen is fijn zegt Tintje. Dan kan ik ook de boel hier eens goed opruimen. Piep kookt altijd en zoekt eten in het bos, of haalt het bij de Mumbo. Ze werken samen in hun eigen moestuin. Niks lekkerder dan groenten, piepers, appeltjes en stoofperen uit eigen tuin.

Tintje houdt van het fijne werk, van wieden. Rustig al die kleine onkruidjes weghalen uit het zaaibed. Daar wordt ze helemaal zen van.
Piep is meer van het grove werk, bomen snoeien en lekker spitten. Dat laatste heeft hij waarschijnlijk iets te fanatiek gedaan. Voorlopig zit hij een paar weken in z’n schommelstoel met een vervelende hernia. Tintje plukt elke dag verse verdoofnetel voor hem en maakt er thee van.

Komt goed maar kan even duren zei de arts in het MUMC en gaf hem een voorraadje moxicodon. Viermaal daags innemen zei ze, als je het vergeet voel je het vanzelf lachte ze.
Piep haalt tot vermaak van Tintje zijn gedrogeerde dromen en de werkelijkheid soms door elkaar. Je praat wartaal Piep, zegt ze dan.
Mocht je Piep zien schuivelen, een beetje als een dronken krab over het strand, dan weet je hoe dat komt.

Pepernoten

Eind augustus kan je ze al kopen. Met of zonder chocoladedip. In soorten, maten en smaakjes. Ik ben een pepernotenliefhebber. Probeer elk jaar ze links te laten liggen. Half oktober bezweek ik voor de verleiding. Het waren ‘de originele pepernoten’ van die beschuitboer, je weet wel. Dat was mijn geluk. Ik hoef ze nooit meer.

Ze waren ovengebakken, dat roept al direct vragen op. Hoe wou je ze anders bakken dan? Daardoor wel extra knapperig staat op de verpakking. Inderdaad, kneiterhard met een donkerbruine finish. Tot slot ook nog met een stevig bittere nasmaak.
Ik denk dat de betreffende koekenbakker zijn oventje even te lang uit het oog verloor, koffiedrinken of zijn handen wassen. Meer waarschijnlijk, aan het appen.

Ik ben mijn verlangen naar pepernoten helemaal kwijt. Ik weet zeker dat al die bakdeskundigen de halve dag zitten te appen. Daarom flikkeren ze de pepernoten tegenwoordig in de chocolade. Dan proef je ze niet meer.

Van het een komt het ander. Als geen pepernoten wat dan? Krijg ik spontaan visioenen van rijste slagroom vlaai. Vla hoor je te zeggen volgens Limburgse deskundigen.

Kijk ik net op de site van een supermarkt en zoek op ‘gebak’. Lees ik dat ze wel honderd soorten hebben en ik word uitgenodigd om het in de winkel te komen bewonderen. Pech voor mij, ik kom niet in supermarkten. Is me te link al de niesende, kuchende en besmettende medemensen. Hun kuchje is mijn longontsteking. Ik overdrijf een beetje natuurlijk, maar zo werkt het wel. Een virusje en daarbij nog een longontsteking kostten me al eens vijf weken ziekenhuis.

Ik heb nog steeds zin in een flink stuk rijstevla met slagroom. Alleen is er niemand die vandaag nog naar de winkel gaat. Ik denk dat ik zo twee haverkoekjes neem, vezelrijk en ook wel lekker toch?.

Gesorteerde koekjes

Moest ik toen ik klein was halen bij de bakker, 200 gram gesorteerde koekjes. Mocht ik niet zeggen welke koekjes ik zelf wilde. Ze waren lang niet allemaal lekker. Helemaal niet die van dat droge zanderig spul met zo’n gekleurd taai kleefplekje in het midden.

Dezelfde bakker had de verse warme broden buiten achter de bakkerij liggen, op houten rekken. Niet van die hoge, maar hele lage. Elk hondje kon er zo bij. De bakker zelf had meer met het etablissement op de andere hoek van het rijtje winkels; de Cosy Corner. Ik had geen idee wat dat betekende, wist alleen dat de vitrage heel erg dik en geel was. En dat de bakker er graag kwam. Hij zoop zeiden ze.

Brood kochten we bij De Spar, casino wit. En bij een bakker die met zijn bakfiets aan de deur kwam. Daarom heet het natuurlijk een bakfiets. Die bakker had Tarvomoutbrood. In een uitbundige papieren verpakking met een raar plaatje van een dik mannetje met een maf hoedje. Als je een halfje wilde stak hij een mes in het midden en verdeelde het in twee stukken. Met zijn vingers elke helft terugdrukkend in de verpakking. Zo viel het brood niet al bij de voordeur op de grond.

Zelfs vandaag nog verkoopt de “warme’ bakker in ons dorp alleen maar dat soort slappe niks. Brood waar je goed mee kan vissen. Kan je van die taaie deegballetjes mee maken tussen je vingers. Blijft prima aan de haak zitten. Vissen doe ik allang niet meer, dus waarom zouden ze dat prutbrood nog bakken? Koop maar eens goed en lekker brood, nou hier niet hoor. Alleen opblaasbrood.
Met liefde en passie gebakken, of broodgeluk heet het. Het geluk zit dan zeker aan de kant van de broodfabriek. Bij de bakker zelf, of bij de supermarkt interesseert het ze niks lijkt het.

Heb je onlangs nog een croissantje gekocht bij de bakker? Eén Euro dertig. Daar kocht je vroeger drie lekkere taartjes voor. Of een halve vlaai. Een puddingbroodje voor een kwartje.

Het ergste is, gesorteerde koekjes, ze bestaan nog altijd.

Belangrijker dingen

Oktober weer met een laatste restje zomer. Tegen de tijd dat je dit leest zie je waarschijnlijk de herfst al aankomen. En dan heb je je hoofd nog niet eens buiten de deur gestoken. Mijn met wol gevulde dekbed ligt er al op hoor. Wol van Zwitserse bergschapen. Er zit meer krul in die wol om de dieren extra warm te houden in het soms gure bergklimaat. Blijft er meer isolerende lucht tussen de wol zitten. Zo wil je slapen, dromend van een ijskoude bulderende bergwind. Met je dekbed over je oren.

Zou met niet verbazen als over een aantal jaren de extra krul uit hun wol verdwijnt als gevolg van de opwarming van de aarde. Koop dus zo’n dekbed nu het nog kan.
Ik rits m’n fleece wat hoger dicht bij de gedachte aan koude winterse nachten. De thermostaat zegt dat het ruim 20 graden is.

Ik ben een notoire koukleum. Doe er wat nierfalen bij en je wordt niet meer warm. Als je lichaam ontregeld is omdat je nieren het niet meer doen heb je het altijd koud. Ik zat dan op mijn verjaardag midden in de zomer met mijn visite in de tuin. Zij in T-shirt en korte broek en ik met mijn joggingbroek en dikke fleece aan. ‘Ga toch eens naar de dokter’, was het dan.

Dat heb ik toen maar eens gedaan en een paar uur later belde ze. Of ik als de donder naar het ziekenhuis wilde gaan, er was iets niet zo goed met mijn nieren. Ze gebood me om het niet uit te stellen, ‘ze wachten op je’. In dertig seconden veranderde ik van een koukleum in een nierpatiënt. Ik had het alleen nog niet goed door.

Mijn koukleumerigheid van nu heb ik gewoon van nature. Nier doet het goed en mag van mij nog een jaar of twintig blijven. Heb met het oog op de naderende kou net een schapenwollen bodywarmer aangeschaft. Je kunt er in wonen, heerlijk. Online gekocht op Texel. Ik heb iets met dat eiland. Je rijdt de boot op en je bent weer thuis, zoiets.

Als ik weer in mijn eigen huis ben compenseer ik dat verlangen met af en toe een lekker biertje. ‘Dat is Texels bier opa, Ik zie de vuurtoren.’
Er zijn minder belangrijke dingen en belangrijker dingen. Ik weet alleen niet zo goed je hoe het onderscheid maakt. Want wat in je leven is belangrijk? Voor je het weet vergis je je en denk je dat kleine en gewone dingen niet zo belangrijk zijn.

Hoe gaat het

Je ziet het al een beetje aan de bomen, aan de kleur van het licht en aan de langere schaduwen. Ik houd van alle seizoenen, de herfst en de winter mogen van mij korter. Zomer is fijn, lekker lang licht. Voorjaar is mooi, alles loopt opnieuw uit. Als vanzelf.
Als de temperatuur in de buurt van de dertig graden komt, of zelfs erboven dan ben ik niet thuis. Of juist dan wel. Zit ik binnen. De zon is geen vriend van me, de hitte vind ik niet fijn.

Altijd wat te zeuren toch? Dat krijg je als het goed gaat. Zo vergaat het mij, benieuwd of je het kent. Als het minder goed gaat kan je lekker verlangen naar betere tijden. Als die er zijn zoals nu dan kan dat niet meer. Wat wel blijft is dat ik voortdurend op vakantie wil. Even twee weken weg of zo. Dat heeft iets te maken met heel lang thuis zitten de afgelopen jaren.

Ik heb nu vijf jaar mijn donornier. Dat is een soort wonder en ik raak er niet over uitverwonderd. Tel er een dikke twee jaar bij, de jaren voorafgaand aan de transplantatie. Die jaren maken dat ik nu wel weet hoe het eruit ziet als ik uit het raam kijk.

Ik weet ook wie mijn echte vrienden zijn en wie niet. De laatste categorie is vanzelf weggebleven. Ik neem het niemand kwalijk. Er is een reden voor dat wegblijven zei mijn nefroloog eens. Veel mensen weten niet hoe je er mee om moet gaan als iemand heel ziek is. Of je moet vragen hoe het gaat, of juist niet. Het maakt ze terughoudend en onzeker.

Ik ga maar proberen om me ongelukkig te voelen, dan kan ik tenminste weer verlangen naar betere tijden.

Het antwoord op de vraag ‘hoe gaat het?’ is relatief. Het is dan ook altijd verstandig om het volgende te zeggen: ‘gezien de omstandigheden gaat het goed’. Je nodigt dan uit tot een wedervraag. Kan je even lekker zielig zeuren. En je voorkomt dat ze de volgende keer nog eens aan je vragen hoe het gaat.

Het lukt, ik begin me al steeds ongelukkiger te voelen. Bijna niemand vraagt nog aan me hoe het gaat. Je snapt nu natuurlijk waarom ik een blogje schrijf. Als jij niks vraagt, dan moet het wel zo.

Maar serieus, het gaat hartstikke goed. Ik ben onderweg met nieuwe doelen, omdat het weer kan. Lekker op vakantie gaan is er eentje van. Onderweg zijn en ervan genieten ook. Elke dag. Met af en toe een klotedag, dat hoort er ook bij.

Peren plukken

Voldoening, tevredenheid, samen werken. Daar raak ik niet over uitgepraat. Het doen is nog leuker.
Samen werken en niks moet. Wat, hoe en wanneer is niet aan regels of verwachtingen gebonden. Ik zou zeggen probeer het eens en bedenk dan wat je verwachtingen zijn. Die zouden er niet moeten zijn, daar begint het. Laat jezelf en anderen de ruimte. Je geeft geen ruimte, je laat ruimte.

Ruimte en al helemaal die van een ander, is niet van jou. Iemand de ruimte geven is een eigenaardige manier van zeggen. Vanuit een soort narcistisch of egoïstisch wereldbeeld.

Bedenk waar je je goed bij voelt. Als je dat kunt delen met een gelijkgestemde, dan heb je een klik. Naar die samenwerking kan je niet solliciteren, of erom vragen. Het gebeurt.

Dan sta je ineens twee uur lang samen stoofperen te plukken. Eerst het laaghangend fruit en dan het hogere met de plukstok. Verdeel je de buit en ben je voldaan. Niet alleen vanwege het uitzicht op heerlijke stoofpeertjes, ik stoof ze in biologische rode wijn, maar vooral ook omdat samen peren plukken lekker werk is.

Pucky vindt het wel gezellig.